Instellingen

41


Toen zijn de Judeeërs

over hem gaan murmureren
omdat hij zei:
ik ben
het brood dat neerdaalt uit de hemel,

42


en zij hebben gezegd:

is hij niet
Jezus-de-zoon-van-Jozef?-
weten wíj niet
van de vader en de moeder?-
hoe kan hij ineens zeggen
‘ik ben neergedaald uit de hemel’?

43


Jezus antwoordt en zegt tot hen:

mort niet onder elkaar!-

44


niemand is bij machte tot mij te komen,

als de Vader die mij heeft gestuurd
hem niet trekt;
en dan doe ík
hem ten laatsten dage opstaan;

45


er is geschreven bij de profeten

‘en allen zullen door God onderricht zijn’

(Jes. 54,13);

al wie het van de Vader hoort en leert,
komt tot mij;

46


niet dat iemand de Vader heeft gezien:

alleen hij die van bij God is,
die heeft de Vader gezien;

47

amen, amen, ik zeg u:
wie gelooft heeft eeuwig leven!-

48


ik ben het brood des levens;

49


uw vaderen

hebben in de woestijn het manna gegeten
en zijn gestorven;

50


dit brood is het

dat neerdaalt uit de hemel,
opdat wie daarvan eet niet sterft!-

51


ik ben het levende brood

dat is neergedaald uit de hemel;
als iemand eet van dit brood
zal hij leven tot in de eeuwigheid;
het brood dat ík zal geven
is mijn vlees,
voor het leven der wereld!