Instellingen

1


Na deze dingen

is Jezus een omwandeling begonnen
in Galilea;
want omwandelen in Judea
heeft hij niet gewild
omdat de Judeeërs ernaar hebben gezocht
hem te doden.

2


Maar nabij geweest is

het feesttij der Judeeërs
dat de Loofhuttenbouw is,

3


en dan zeggen zijn broers tot hem:

vertrek van hier en
ga heen naar Judea,
zodat ook je leerlingen (daar)
de werken die je doet aanschouwen,

4


want niemand doet iets

in verborgenheid
terwijl hij ernaar zoekt
zelf in de openbaarheid te zijn;
als je deze dingen doet,
vertoon jezelf dan aan de wereld!

5


Want zijn broers hebben niet

in hem geloofd.

6


Dan zegt Jezus tot hen:

mijn moment is nog niet aanwezig,-
maar voor jullie is elk moment geschikt;

7


de wereld is niet bij machte jullie te haten

maar mij haat hij,
omdat ík over hem betuig
dat zijn werken uit den boze zijn;

8


klimmen júllie op naar het feest,

ík klim niet op naar dit feest
omdat mijn moment nog niet vervuld is!

9


Maar toen hij dat tot hen gezegd had

is hij in Galilea gebleven.

10


Maar met dat zijn broers opklimmen

naar het feest,
dán klimt ook híj op,
niet openlijk,
nee, zo’n beetje in het verborgene.

11


Toen zijn de Judeeërs

naar hem gaan zoeken op het feest;
ze hebben gezegd: waar is híj?

12


In de scharen is er

veel gemonkel over hem geweest;
sommigen hebben gezegd:
hij is een goed iemand!,
maar anderen hebben gezegd:
nee, hij brengt de schare in dwaling!

13


Niemand echter heeft

in de openbaarheid over hem gesproken
uit vrees voor de Judeeërs.

14


Maar als het feest al op de helft is

klimt Jezus op naar het heiligdom
en is daar gaan onderrichten,-

15


tot verwondering dan van de Judeeërs,

die hebben gezegd:
hoe heeft hij weet van de Schriften
zonder te hebben geleerd?

16


Dan antwoordt Jezus hun en zegt:

mijn onderricht is niet van mijzelf
nee, van hem die mij gestuurd heeft;

17


als iemand de wil heeft om

zijn wil te doen,
zal hij van dit onderricht wel onderkennen
of het uit God is
of dat ik van mijzelf uit spreek;

18


wie van zichzelf uit spreekt,

zoekt de eigen glorie,
maar wie de glorie zoekt
van wie hem heeft gestuurd,
die is waarachtig;
ongerechtigheid is er in hem niet!-

19


heeft Mozes u niet de Wet gegeven?-

en niemand van u dóet de Wet!-
waarom zoekt ge mij te doden?

20


De schare antwoordt:

u hebt een demonie!-
wie zoekt u te doden?

21


Jezus antwoordt en zegt tot hen:

één werk heb ik gedaan
en u bent allemaal verwonderd!

22


Daarom:

Mozes heeft u de besnijdenis gegeven,
-niet dat die uit Mozes is,
nee: uit de vaderen-
en ook op sabbat besnijdt ge een mens;

23


een mens neemt op sabbat

een besnijdenis aan
opdat de Wet van Mozes
niet wordt losgelaten,
en ge spuwt uw gal tegen míj
omdat ik op sabbat
héél een mens gezond gemaakt heb?-

24


oordeelt niet op het eerste gezicht

nee, oordeelt met een oordeel
dat rechtvaardig is!

25


Toen hebben sommigen

van de Jeruzalemmers gezegd:
is hij het niet
die ze zoeken te doden?-

26


en zie eens:

hij spreekt in het openbaar
en ze zeggen niets tegen hem in!-
het zal toch niet wáár zijn,
dat onze oversten erkennen
dat híj de Gezalfde is?-

27


nee, van hém weten we

waarvandaan hij is;
maar de Gezalfde: wanneer die komt
is niemand ermee bekend
vanwaar hij is!

28


Dan schreeuwt Jezus het uit

in het heiligdom, bij zijn onderricht,
en zegt: ja, u weet wíe ik ben
en u weet van wáár ik ben,
maar ik ben niet vanuit mijzelf gekomen
nee, het is de Waarachtige
die mij heeft gestuurd,
en van hem hebt ú geen weet!-

29


ík weet wie hij is

omdat ik ben van bij hem
en híj mij heeft gezonden!

30


Hoewel ze toen echt

ernaar zijn gaan zoeken om
hem te grijpen
legt niemand de hand op hem
omdat zijn uur nog niet gekomen is.