Instellingen

37


Maar op de laatste en grote dag

van het feest is Jezus er gaan staan,
en wat hij te zeggen heeft
schreeuwt hij uit:
als iemand dorst heeft,-
hij kome tot mij en drinke!-

38


wie in mij gelooft,-

zoals de Schrift zegt:
rivieren van levend water
zullen stromen uit zijn schoot!

39


Maar dat zegt hij over de Geest

die zij die in hem geloofden
zouden gaan aannemen;
want er is nog geen Geest geweest,
omdat Jezus nog niet is verheerlijkt (Spr. 1,23).

40


Uit de schare hebben er toen

op het horen van deze woorden gezegd:
deze is waarlijk de profeet!

41


Anderen hebben gezegd:

deze is de Gezalfde!
Maar, hebben er gezegd: de Gezalfde
komt toch niet uit Galilea?-

42


zegt de Schrift niet

dat uit het zaad van David
en uit Betlehem,
het dorp waar David (eerst) was,
de Gezalfde komt?

43


Er geschiedt dan

een scheuring in de schare,
vanwege hem;

44


maar* Johannes gebruikt vaak het woord ‘maar’ zonder dat een tegenstelling lijkt bedoeld. Soms wordt daarmee iets opmerkelijks of onverwachts aangekondigd, soms slechts een tussenzin.: enkelen van hen

hebben hem willen grijpen,
echter niemand legt de handen op hem.

45


Dan komen de gerechtsdienaars aan

bij de heiligdomsoversten en Farizeeërs,
en díe zeggen tot hen:
waarom hebt ge hem niet meegebracht?

46


De gerechtsdienaars antwoorden:

nooit eerder heeft een mens zo gesproken
als deze mens spreekt!

47


Dan antwoorden de Farizeeërs hun:

zijn niet ook jullie in dwaling geraakt?-

48


niet één van de oversten

gelooft toch in hem?-
of van de Farizeeërs!-

49


nee, deze schare

die de Wet niet kent,-
vervloekten zijn het!

50


Nikodemus, hij

die al eerder tot hem is gekomen
en een van hen is, zegt tot hen:

51


onze Wet veroordeelt de mens toch niet

als ze niet eerst van hemzelf hoort
en kennis krijgt van
wat hij doet?

52


Ze antwoorden en zeggen tot hem:

ben jij soms ook uit Galilea?-
speur het na
en zie dat vanuit Galilea
geen profeet ontwaakt!