Ik wil u er niet onkundig van laten, broeders-en-zusters, dat ik mij vaak heb voorgenomen tot u te komen, en tot hiertoe verhinderd werd, om bij u enige vrucht te plukken, zoals ook bij de overige volkeren.
Bij én Hellenen én barbaren, én wijzen én onwetenden sta ik in de schuld;
15
zodoende bij mij het verlangen om ook aan u in Rome het evangelie te verkondigen.
16
Want ik schaam mij voor het verkondigde evangelie niet, want het is een kracht van God tot redding voor al wie het gelooft, én Judeeër allereerst, én Helleen.
17
Want rechtvaardiging door God wordt daarin geopenbaard, uit geloof tot geloof, zoals geschreven staat: ‘maar de rechtvaardige zal leven uit geloof’ (Hab. 2,4).