Instellingen

16


Weest eensgezind jegens elkaar,

niet zinnend op het te hoge
maar u wijdend aan het nederige.
Weest niet bezonnen in uw eigen ogen.

17


Geeft aan niemand kwaad terug

voor kwaad,
hebt goede dingen voor
jegens het aanschijn van alle mensen.

18


Als het mogelijk is,

wanneer het van u afhangt:
houdt met alle mensen vrede,

19


niet uzelf wrekend, beminden;

nee, geeft plaats aan Gods toorn;
want er staat geschreven
‘aan mij komt wraak toe,
ik zal teruggeven’, zegt de Heer (Deut. 32,35).

20


Nee, ‘als je vijand honger lijdt,

spijzig hem;
als hij dorst heeft, geef hem te drinken;
want dat doende
zul je vurige kolen stapelen op zijn hoofd’

(Spr. 25,21-22) .

21


Word niet overwonnen door het kwade,

nee, overwin het kwade door het goede!