14 | Maar ik ben er van overtuigd, broeders-en-zusters van mij, ik voor mij over u, dat ge zelf vol zijt van goedheid, vervuld van alle kennis, bij machte ook elkaar terecht te wijzen.
| |
15 | Toch heb ik u nogal gedurfd geschreven, voor een deel, als iemand die u dingen in herinnering brengt, door de genade die mij van Godswege is gegeven,
| |
16 | om voor de heidenen een liturg van Christus Jezus te zijn, in het heilige werk van de evangelieverkondiging van God, opdat de offerande van de heidenen welaangenaam zal worden, geheiligd door de heilige Geest.
| |
17 | In het staan voor God heb ik dan ook stof tot roemen in Christus Jezus.
| |
18 | Want ik zal het niet wagen over iets anders te spreken dan over wat Christus door mij heeft bewerkt tot gehoorzaamheid van heidenen, door woord en werk,
| |
19 | in de kracht van tekenen en wonderen, in de kracht van de Geest,- zodat ik van Jeruzalem uit in het rond tot het Illyrische toe de evangelieverkondiging van de Gezalfde heb vervuld.
| |
20 | Maar zo, dat ik er een eer in gesteld heb om het evangelie niet te verkondigen waar de naam van Christus al genoemd werd, om niet op andermans fundament te bouwen,
| |
21 | maar zoals geschreven staat: ‘zien zullen zij aan wie over hem niet is verkondigd, en die niets hadden gehoord zullen verstaan’ (Jes. 52,15).
| |
22 | Daarom ben ik ook zo vaak verhinderd geweest om tot u te komen;
| |
23 | maar nu ik geen werkplek meer heb in deze windstreken, hunker ik al sinds heel wat jaren om tot u te komen
| |
24 | zodra ik naar Spanje reis. Want ik hoop op doorreis u te aanschouwen en door u daar vooruitgeholpen te worden, als ik eerst enigermate van u heb mogen genieten.
| |
25 | Maar nu reis ik naar Jeruzalem om de heiligen van dienst te zijn.
| |
26 | Want Macedonië en Achaje hebben het goede besluit genomen een oefening in delen te houden voor de armen onder de heiligen in Jeruzalem.
| |
27 | Want ze hebben dat goede besluit genomen, maar zijn het hun ook schuldig: want als de heidenen deel gekregen hebben aan hun geestelijke goederen, zijn zij ook verschuldigd in de vleselijke zaken diensten te verlenen aan hen.
| |
28 | Wanneer ik dan dit voltooid heb en hun deze opbrengst verzegeld heb afgedragen, zal ik via u naar Spanje vertrekken.
| |
29 | Maar ik weet: als ik tot u kom, zal ik komen in een volheid van zegen van Christus!
| |
30 | Maar ik roep u op, broeders-en-zusters, bij onze Heer, Jezus Christus, en bij de liefde van de Geest, met mij mee te strijden in uw gebeden voor mij tot God,
| |
31 | dat ik ontkom aan de niet-overtuigden in Judea en dat mijn dienstwerk in Jeruzalem voor de heiligen welaangenaam mag wezen,
| |
32 | opdat ik, door de wil van God in vreugde tot u gekomen, met u mag uitrusten.
| |
33 | De God van de vrede zij met u allen! Amen!
| |