Instellingen

8


De gelegenheid te baat nemend

heeft de zonde door het gebod
in mij allerlei begeerte bewerkt.
Want zonder wet
was zonde een dood iets.

9


Ooit, zonder wet, leefde ik;

maar toen het gebod kwam
leefde de zonde op

10


en stierf ik:

het gebod ten leven,
dat bleek voor mij
ten dode te zijn.

11


Want de zonde nam door het gebod

de gelegenheid te baat
en misleidde mij
en doodde me daardoor.

12


Zodat de Wet wel heilig is,

en ook het gebod heilig
en rechtvaardig en goed.

13


Is dan het goede mijn dood geworden?

Dat zij verre!
Nee, de zonde heeft
-en daarin bleek zij zonde-
door het goede mijn dood bewerkt,
zodat de zonde door het gebod
bij uitstek zondaar werd.