Ja, reikhalzend wacht de schepping op de onthulling van de zonen-en-dochters van God.
20
Want de schepping is onderworpen aan vergeefsheid, niet omdat ze dat wil, maar door hem die haar onderwerpt; in hope,
21
omdat ook de schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de knechtschap van het bederf tot de vrijheid die ligt in de heerlijkheid van de kinderen van God.
22
Want wij weten dat heel de schepping mee-zucht en mee in barensnood is tot nu toe.
23
En niet alleen zij, nee, ook wijzelf die de eerstelingsgave van de Geest bezitten, ook wij zuchten over ons eigen lot zolang wij nog de aanneming tot zonen-en-dochters moeten afwachten,- de loskoping van ons lichaam.
24
Want in die hoop worden wij gered. Maar hoop die het gehoopte al kan bekijken is geen hoop; als iemand het al kan bekijken, wat zal hij ook hópen?
25
Maar als we hopen op wat we niet kunnen bekijken, moeten we in volharding afwachten.
26
Zo komt ook de Geest onze zwakheid méé te hulp; want wat wij naar behoren zullen bidden weten wij niet; maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
27
En hij die de harten doorgrondt, weet wat het streven van de Geest is, dat hij, overeenkomstig God, voor heiligen pleit.
28
Wij weten dat voor wie God liefhebben hij alles doet mede-werken ten goede,- voor wie naar zijn voornemen geroepen zijn;
29
omdat wie hij tevoren heeft willen kennen hij ook tevoren heeft bestemd tot mede-gestalten van het beeld van zijn zoon, opdat deze zal zijn eerstgeborene onder vele broeders-en-zusters.
30
Wie hij heeft voor-bestemd die heeft hij ook geroepen, en wie hij heeft geroepen die heeft hij ook gerechtvaardigd, en wie hij heeft gerechtvaardigd die heeft hij ook verheerlijkt.