dat er bij mij grote droefheid is en een niet aflatende pijn in mijn hart.
3
Want ik heb gebeden dat ik vervloekt mocht zijn, ikzelf los van de Gezalfde ter wille van mijn broeders-en-zusters, naar vlees-en-bloed mijn medegeborenen;
4
zij zijn Israëlieten, van hen zijn de aanneming tot zonen-en-dochters, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de eredienst en de aankondigingen;
5
van hen zijn de vaderen en uit hen is de Gezalfde, naar vlees-en-bloed,- die over allen God is, te zegenen tot in de eeuwigheden. Amen.