1 | Wordt navolgers van mij, zoals ook ik van Christus!
| |
2 | Maar ik prijs het in u dat ge in alles mij indachtig blijft en de gegeven overleveringen vasthoudt zoals ik ze u heb doorgegeven.
| |
3 | Maar wel wil ik dat ge weet dat de Gezalfde het hoofd is van elke man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Gezalfde.
| |
4 | Elke man die bidt of profeteert met iets op het hoofd maakt zijn hoofd te schande;
| |
5 | maar elke vrouw die bidt of profeteert met onbedekt hoofd maakt haar hoofd te schande; het is immers een-en-hetzelfde als voor de kaalgeschorene.
| |
6 | Want als een vrouw zich niet bedekt, moet ze zich ook maar laten knippen; en als het schandelijk voor een vrouw is om geknipt te worden of kaalgeschoren, laat ze zich dan bedekken!
| |
7 | Want een man hoeft zich het hoofd niet te bedekken, omdat hij beeld en heerlijkheid van God is; maar de vrouw is de heerlijkheid van een man.
| |
8 | Want het is niet een man uit een vrouw, maar een vrouw uit een man.
| |
9 | Ook immers is er niet een man geschapen ter wille van de vrouw, maar een vrouw ter wille van de man.
| |
10 | Daarom behoort de vrouw een teken van gezag op het hoofd te hebben, ter wille van de engelen.
| |
11 | In de eenheid met de Heer echter is een vrouw niet zonder een man en een man niet zonder een vrouw;
| |
12 | want zoals de vrouw er vanuit de man is, zo is ook de man er door de vrouw; en alles is er vanuit God.
| |
13 | Oordeelt u nu eens bij uzelf: is het passend dat een vrouw zonder bedekking bidt tot God?-
| |
14 | leert de natuur zelf u niet dat als een man lang haar heeft dit een on-eer voor hem is,
| |
15 | maar als een vrouw lang haar heeft dat dit heerlijkheid voor haar is, omdat het lange haar haar is gegeven in plaats van een sluier.
| |
16 | Als iemand meent twistbelust te moeten zijn… wij hebben zo’n gewoonte niet, en evenmin de vergaderingen van God.
| |
17 | Nu ik dit verkondig prijs ik het niet dat ge niet tot verbetering maar tot verergering samenkomt.
| |
18 | Allereerst immers hoor ik dat er als ge in vergadering samenkomt scheuringen bij u zijn, en voor een deel geloof ik dat.
| |
19 | Want het is onvermijdelijk dat er bij u partijvormingen zijn, opdat de beproevingsbestendigen bij u aan het licht komen.
| |
20 | Maar zoals ge nu op één plaats samenkomt is dat niet een eten van de maaltijd des Heren;
| |
21 | want ieder neemt bij dat eten eerst de eigen maaltijd tot zich, zodat de een honger lijdt en de ander dronken is.
| |
22 | Hebt ge geen eigen huizen om te eten en te drinken?- of minacht ge de vergadering van God dat ge wie niets hebben beschaamd maakt? Wat moet ik tot u zeggen? Moet ik u prijzen? Hierin prijs ik u niet!
| |
23 | Zelf heb ik van de Heer mogen aannemen wat ik aan u als overlevering heb doorgegeven: dat de Heer Jezus in de nacht waarin hij werd overgegeven een brood aannam
| |
24 | en na een dankzegging brak, en zei: dit is mijn lichaam, het is voor u; blijft dit doen, om mij te gedenken!
| |
25 | Evenzo ook de drinkbeker ná de maaltijd, zeggend: deze drinkbeker is ‘het nieuwe verbond door mijn bloed’
(Jer. 31,31; Ex. 24,8); blijft dit doen, zo dikwijls gij drinkt, om mij te gedenken!
| |
26 | Ja, zo dikwijls ge dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat hij komt.
| |
27 | Daarom zal al wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zich bezondigen aan het lichaam en het bloed van de Heer.
| |
28 | Maar laat een mens zichzelf beproeven, en zó eten van het brood en drinken uit de beker;
| |
29 | want wie eet en drinkt eet en drinkt zich een oordeel als hij het lichaam niet naar waarde beoordeelt.
| |
30 | Daarom zijn er bij u zovelen zwak en ziek en ontslapen er heel wat.
| |