Instellingen

1


Ook ú die doden zijt geweest

in uw misdaden en uw zonden

2


waarin ge vroeger gewandeld hebt

volgens de maatstaf van deze eeuw
en de overste van de zeggenschap
in de lucht:
de geest die ook nú werkzaam is
in de zonen der ongehoorzaamheid,

3


onder wie ook wíj hebben verkeerd

in de verlangens van ons vlees,
toen we alles deden
wat het vlees en de gedachten wilden:
uit genade zijt ge gered!
Van nature waren wij, evenzeer als
de overigen, kinderen des toorns,

4


maar God, die rijk is in ontferming,

heeft door zijn veelvuldige liefde
waarmee hij ons heeft liefgehad

5


ook óns, die in misdaden doden waren,

met de Gezalfde mee levend gemaakt;
vanwege genade zijt ge
mensen die gered zijn;

6


hij heeft ons

in Christus Jezus mee-opgewekt
en met hem een zetel gegeven
in de hemelse gewesten,

7


om in de eeuwen die komen

de allesovertreffende rijkdom
van zijn genade
te tonen
in goedgunstigheid over ons
in Christus Jezus.

8


Ja, vanwege de genade

zijt gij mensen die gered zijn door het geloof;
en dat niet dankzij uzelf:
Gods gave is het;

9


niet dankzij uw werken,-

laat niemand zich daarop beroemen!

10


Want zijn maaksel zijn wij,

in Christus Jezus geschapen
voor goede werken,
die God heeft voorbereid
opdat wij daarin zullen wandelen.

11


Daarom, weest indachtig

dat ééns gíj, de heidenvolkeren,
die om hun vlees
‘voorhuid’ werden genoemd
door wat zich ‘besnijdenis’ noemde,
een ingreep van mensenhanden in het vlees!,

12


dat ge toentertijd

zonder Christus zijt geweest,
verstoken van het burgerschap van Israël
en vreemd aan de verbondsbeloften,
zonder hoop en zonder God in de wereld.

13


Maar nu zijt gij die ééns ver weg zijt geweest

door Christus Jezus ‘nabij’ geworden (Jes. 57,19),
door het bloed van de Gezalfde.

14


Want hij is onze vrede,

die de beide delen één gemaakt heeft
en de tussenmuur die scheiding maakte,
de vijandschap, heeft weggebroken
met inzet van zijn vlees,

15


door de Wet, vol geboden

in de vorm van menselijke verordeningen,
buiten werking te stellen,
om de twee met inzet van zichzelf
te herscheppen tot één nieuwe mens,
zo vrede stichtend,

16


en om die beide in één lichaam te verzoenen

met God,
door middel van het kruis,
zo de vijandschap dodend
met inzet van zichzelf.

17


Bij zijn komst heeft hij u verkondigd:

‘vrede voor wie ver weg zijn en
vrede voor wie nabij zijn’ (Jes. 57,19),

18


want door hem hebben wij beiden

in één Geest toegang tot de Vader.

19


Dus zijt ge dan geen

‘vreemdelingen en bijwoners’ meer,
nee, ge zijt medeburgers van de heiligen
en huisgenoten van God,

20


gebouwd op het fundament

van de apostelen en profeten,
terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is

21


op wie heel dat

welsaamgevoegde gebouw uitgroeit
tot een heilige tempel, in de Heer,

22


in wie ook gij mee-opgebouwd wordt

tot behuizing van God, in de Geest.