1 | Wordt dan, als kinderen van zijn liefde, na-doeners van God,
| |
2 | en wandelt in liefde, zoals ook de Gezalfde u heeft liefgehad en zichzelf voor u heeft prijsgegeven als opgangsgave en offerande, voor God tot welriekende reuk.
| |
3 | Dus ontucht en alle onzedelijkheid, of hebzucht, mag bij u geen naam hebben,- zoals het heiligen past,
| |
4 | net zomin als schandtaal, zotteklap of laffe praat, die geen pas geven; maar wel: dankzegging!
| |
5 | Want weest hiermee bekend: dat elke ontuchtige of zedeloze of hebzuchtige, die dus een beeldenvereerder is, geen erfdeel heeft in het koninkrijk van de Gezalfde en van God!
| |
6 | Laat niemand u misleiden met loze woorden; want door zulke dingen komt de toorn van God over de zonen-en-dochters der ongehoorzaamheid;
| |
7 | wordt dan hun mede-deelgenoten niet!-
| |
8 | want ooit waart ge duisternis, maar nu zijt ge licht, in eenheid met de Heer; wandelt als kinderen van licht!,
| |
9 | -want de vrucht van het licht bestaat in alle goedheid en gerechtigheid en waarachtigheid-
| |
10 | wikkend en wegend wat welgevallig is aan de Heer;
| |
11 | en hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmaskert ze veeleer ook,
| |
12 | want wat in het verborgene door hen geschiedt is te schandelijk om zelfs maar te zeggen;
| |
13 | maar al wat door het licht wordt ontmaskerd, wordt openbaar;
| |
14 | ja, al wat openbaar gemaakt wordt is licht. Daarom wordt er gezegd: ontwaak, jij die slaapt, en sta op uit de doden, en de Gezalfde zal over jou schijnen!
| |
15 | Kijkt dan nauwlettend hoe gij wandelt, niet als onwijzen maar als wijzen
| |
16 | die de tijd uitkopen omdat de dagen boos zijn.
| |
17 | Daarom: weest niet onnadenkend maar verstaat wat de wil van de Heer is.
| |
18 | En ‘bedwelmt u niet aan wijn’ (Spr. 23,31), want dat maakt reddeloos, maar wordt vervuld van Geest,
| |
19 | elkaar toesprekend met psalmen, hymnen en geestelijke gezangen, zingend en psalmend voor de Heer met heel uw hart,
| |
20 | altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus dank brengend aan onze God en Vader,
| |
21 | u aan elkander onderschikkend in eerbied voor Christus,-
| |
22 | de vrouwen aan de mannen met wie ze eigen zijn als aan de Heer,
| |
23 | omdat de man ‘hoofd’ van de vrouw is zoals ook de Gezalfde hoofd is van de vergadering, hij, de redder van het lichaam.
| |
24 | Nee, zoals de vergadering zich onderschikt aan de Gezalfde, zo ook de vrouwen aan de mannen, in alles;
| |
25 | de mannen: hebt de vrouwen lief zoals ook de Gezalfde de vergadering heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven,
| |
26 | opdat hij haar zou heiligen; hij heeft haar ook gereinigd in het waterbad, door zijn woord,
| |
27 | om zelf haar in heerlijkheid naast zich te plaatsen: de vergadering zonder vlek of rimpel of wat dan ook van zulke dingen; nee, opdat zij heilig zal zijn en onbesmet;
| |
28 | zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen; want wie zijn vrouw liefheeft heeft ook zichzelf lief;
| |
29 | want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, nee, hij voedt het en verzorgt het zoals ook de Gezalfde de vergadering,
| |
30 | omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam.
| |