Instellingen

1


Wordt dan,

als kinderen van zijn liefde,
na-doeners van God,

2


en wandelt in liefde,

zoals ook de Gezalfde u heeft liefgehad
en zichzelf voor u heeft prijsgegeven
als opgangsgave en offerande,
voor God tot welriekende reuk.

3


Dus ontucht en alle onzedelijkheid,

of hebzucht,
mag bij u geen naam hebben,-
zoals het heiligen past,

4


net zomin als schandtaal, zotteklap

of laffe praat, die geen pas geven;
maar wel: dankzegging!

5


Want weest hiermee bekend:

dat elke ontuchtige of zedeloze
of hebzuchtige,
die dus een beeldenvereerder is,
geen erfdeel heeft in het koninkrijk
van de Gezalfde en van God!

6


Laat niemand u misleiden

met loze woorden;
want door zulke dingen
komt de toorn van God
over de zonen-en-dochters
der ongehoorzaamheid;

7


wordt dan hun mede-deelgenoten niet!-

8


want ooit waart ge duisternis,

maar nu zijt ge licht,
in eenheid met de Heer;
wandelt als kinderen van licht!,

9


-want de vrucht van het licht bestaat in

alle goedheid en gerechtigheid
en waarachtigheid-

10


wikkend en wegend

wat welgevallig is aan de Heer;

11


en hebt geen gemeenschap met

de onvruchtbare werken van de duisternis,
maar ontmaskert ze veeleer ook,

12


want wat in het verborgene

door hen geschiedt
is te schandelijk om zelfs maar te zeggen;

13


maar al wat door het licht wordt ontmaskerd,

wordt openbaar;

14


ja, al wat openbaar gemaakt wordt

is licht.
Daarom wordt er gezegd:
ontwaak, jij die slaapt,
en sta op uit de doden,
en de Gezalfde zal over jou schijnen!

15


Kijkt dan nauwlettend

hoe gij wandelt,
niet als onwijzen maar als wijzen

16


die de tijd uitkopen

omdat de dagen boos zijn.

17


Daarom: weest niet onnadenkend

maar verstaat wat de wil van de Heer is.

18


En ‘bedwelmt u niet aan wijn’ (Spr. 23,31),

want dat maakt reddeloos,
maar wordt vervuld van Geest,

19


elkaar toesprekend

met psalmen,
hymnen en geestelijke gezangen,
zingend en psalmend voor de Heer
met heel uw hart,

20


altijd voor alles

in de naam van onze Heer Jezus Christus
dank brengend aan onze God en Vader,

21


u aan elkander onderschikkend

in eerbied voor Christus,-

22


de vrouwen aan de mannen

met wie ze eigen zijn
als aan de Heer,

23


omdat de man ‘hoofd’ van de vrouw is

zoals ook de Gezalfde
hoofd is van de vergadering,
hij, de redder van het lichaam.

24


Nee, zoals de vergadering

zich onderschikt aan de Gezalfde,
zo ook de vrouwen aan de mannen,
in alles;

25


de mannen:

hebt de vrouwen lief
zoals ook de Gezalfde
de vergadering heeft liefgehad
en zich voor haar heeft prijsgegeven,

26


opdat hij haar zou heiligen;

hij heeft haar ook gereinigd
in het waterbad, door zijn woord,

27


om zelf haar in heerlijkheid

naast zich te plaatsen:
de vergadering zonder vlek of rimpel
of wat dan ook van zulke dingen;
nee, opdat zij heilig zal zijn
en onbesmet;

28


zo zijn ook de mannen verplicht

hun vrouwen lief te hebben
als hun eigen lichamen;
want wie zijn vrouw liefheeft
heeft ook zichzelf lief;

29


want niemand heeft ooit

zijn eigen vlees gehaat,
nee, hij voedt het en verzorgt het
zoals ook de Gezalfde de vergadering,

30


omdat wij ledematen zijn

van zijn lichaam.