Instellingen

1


Dan gaat Mozes heen;

hij spreekt deze woorden uit
   tot heel Israël;

2


hij zegt tot hen:

een zoon van honderdentwintig jaar
   ben ik vandaag,

ik zal niet langer bij machte zijn
   uit te trekken en thuis te komen;

en de Ene heeft tot mij gezegd:
je zult deze Jordaan niet oversteken!

3


De Ene, God-over-jou,
   híj is het die voor je aanschijn uit
   oversteekt,

híj zal deze volkeren
voor je aanschijn verdelgen,
   en jij zult hen onterven;

Jozua,
híj is het die voor je aanschijn oversteekt,-
zoals de Ene heeft gesproken.

4


Doen zal de Ene aan hen

zoals hij heeft gedaan
aan Sichon en aan Og,
   de koningen van de Amoriet,
   en aan hun land:

hij heeft hen verdelgd.

5


Overgeven zal de Ene hen aan uw aanschijn,-

en doen zult ge met hen
geheel naar het gebod
dat ik u heb geboden.

6


Weest sterk en vastbesloten,

vreest niet
   en siddert niet voor hun aanschijn;

immers de Ene, je God,
híj is het die mét je gaat,-
hij zal je niet begeven en je niet verlaten!

7


Mozes roept tot Jozua

en zegt tot hem,
   voor de ogen van heel Israël:

wees sterk en vastbesloten,
want jíj,
jij zult met deze gemeente komen
in het land
   dat de Ene aan je vaderen heeft gezworen
   hun te geven;

en jíj zult het hun toedelen.

8


De Ene,

híj is het die voor je aanschijn uitgaat,
híj zal met je wezen,
hij zal je niet begeven en je niet verlaten;
vrees niet en laat je niet breken!

9


Dan schrijft Mozes

dit onderricht op
en geeft het
aan de priesters, de zonen van Levi,-
de dragers van
de ark van het verbond met de Ene,-
en aan alle oudsten van Israël.

10


Mozes gebiedt hun en zegt:

na verloop van zeven jaren,
in het overeengekomen jaar
   van de kwijtschelding,
   op het Loofhuttenfeest,

11


wanneer heel Israël komt

om zich te laten zien bij het aanschijn van
   de Ene, je God,

in het oord dat hij zal kiezen,-
dan zul je op roeptoon
dit onderricht
tegenover heel Israël voorlezen in hun oren;

12


vergader de gemeente:

de mannen, de vrouwen, het kroost,
en de zwerver-te-gast
   bij jou binnen je poorten;

opdat ze mogen horen en opdat ze leren
en zullen vrezen de Ene, uw God,
en zullen waken om te doen
alle woorden van dit onderricht;

13


hun zonen

die het nog niet weten
zullen horen en leren
om te vrezen de Ene, uw God,-
al de dagen
dat ge leven zult op de –rode– grond
waarvoor ge nu de Jordaan oversteekt
   om haar te beërven.

14


Dan zegt de Ene tot Mozes:

ziehier, genaderd zijn voor jou de dagen
om te sterven,
roep Jozua
en posteer je samen
   in de tent van samenkomst,
   dan zal ik hem geboden geven;

Mozes gaat heen met Jozua
en zij posteren zich
   in de tent van samenkomst.

15


De Ene laat zich zien in de tent
   in een wolkkolom;

de wolkkolom
staat voor de open kant van de tent.
••

16


Dan zegt de Ene tot Mozes:

zie, jij gaat slapen bij je vaderen;
opstaan zal deze gemeente en nahoereren
   de vreemde goden van het land

in welks schoot hij nu komt;
hij zal mij verlaten
   en mijn verbond verbreken

dat ik met hem heb gesmeed;

17


te dien dage zal mijn woede
   tegen hem oplaaien
   en zal ik hem verlaten;

ik zal mijn aanschijn voor hem verbergen
   en hij zal tot etenswaar worden,

en vele kwellingen en benauwingen
   zullen hem treffen;

te dien dage zal hij zeggen:
is het niet
omdat mijn God mij niet
nabij is
dat mij deze kwalen hebben getroffen?

18


Maar ik,

ik zal te dien dage mijn aanschijn
   verbergen en verborgen houden

om al het kwaad dat hij heeft gedaan;
omdat hij zich heeft gewend
tot andere goden!

19


Welnu,

schrijf voor u deze zang op
en leer haar de zonen Israëls,
   leg haar in hun mond,-

opdat ze voor mij zal wezen, deze zang,
   tot getuigenis tegen de zonen Israëls.

20


Wanneer ik hem zal brengen
   naar de –rode– grond
   die ik heb gezworen aan zijn vaderen,-

overvloeiend van melk en honing,
en hij heeft gegeten,
   is verzadigd en is vet geworden,-

en zal zich wenden
tot andere goden en die dienen,
mij verachten
en het verbond met mij verbreken,-

21


en het zal geschieden dat hem treffen
   vele kwellingen en benauwingen,-

voor zijn aanschijn
   zal dan deze zang antwoorden
   als getuigenis,

want ze zal niet vergeten raken
   uit de mond van zijn zaad;

ja ik kende zijn vorm al:
al wat hij heden doet,-
vóórdat ik hem deed komen
in het land dat ik heb gezworen!

22


Te dien dage schrijft Mozes deze zang op,-

en leert haar de zonen Israëls.

23


Hij gebiedt

Jozua, zoon van Noen,
en zegt:
wees sterk en vastbesloten,
want jíj
zult de zonen Israëls doen komen
in het land dat ik hun heb gezworen;
ík zal met je wezen!

24


Het geschiedt als Mozes ten einde is

met het opschrijven
   van de woorden van dit onderricht
   op een rol,-

totdat ze een volmaakt geheel zijn,

25


dat Mozes de Levieten gebiedt,

de dragers van de
   ark van het verbond met de Ene,
   en zegt:

26


neem

de rol met dit onderricht,
en leggen zult ge die
naast de ark van het verbond met de Ene,
   uw God,-

dan zal hij daar bij je wezen tot getuigenis;

27


want zelf heb ik weet van
   je weerspannigheid,

en je nek, hoe hard die is;
zie, terwijl ik heden nog levend bij u ben
zijt ge al weerspannig geweest
   tegen de Ene;

hoe dan ná mijn dood!-

28


vergadert tot mij alle oudsten
   van uw stammen
   en uw gerechtsbeambten,-

dan zal ik deze uitspraken
voor hun oren uitspreken
en als getuige tegen hen oproepen
de hemelen en de aarde!-

29


want ik wéét:

ná mijn dood zult gij het vol bederf
   verderven

en afwijken van de weg
die ik u heb geboden;
in het laatst der dagen
   zal u het kwaad ontmoeten,

wanneer ge doen zult
   wat kwaad is in de ogen van de Ene,

door hem te krenken
   met de daden van uw handen!

30


Dan spreekt Mozes

in de oren van
   heel de vergadering van Israël

de woorden van deze zang uit,-
totdat ze voleindigd zijn.