Instellingen

1


Voor het overige dan,

broeders-en-zusters,
vragen wij en roepen wij u op,
in eenheid met de Heer Jezus,
dat gij, zoals ge van ons
hebt aangenomen hoe ge moet wandelen
en God behagen, zoals ge ook wandelt,
dat ge dat des te overvloediger doet.

2


Want ge weet welke afkondigingen

wij u
op gezag van de Heer Jezus
hebben gegeven.

3


Want dit is de wil van God:

uw heiliging, door u te onthouden
van de ontucht,

4


dat een ieder van u

zijn eigen ding weet te bezitten
in heiliging en eerbaarheid,

5


niet in een hartstocht van verlangen

zoals ook ‘de heidenen die
van God niet weten’ (Jer. 10,25; Ps. 79,6),

6


en door zich niet te buiten te gaan

en in het zakendoen zijn broeder
te benadelen,
omdat de Heer een wreker
voor die allen is,
zoals wij u eerder ook
hebben gezegd en betuigd.

7


Want God heeft ons niet

geroepen voor onreinheid
maar in heiliging.

8


Wie dan dit verwerpt,

verwerpt niet een mens
maar de God die ook
zijn heilige Geest aan u geeft.

9


Over de broeder-en-zusterliefde

hebt ge niet nodig
dat ik u schrijf; want zelf
zijt ge door God onderricht
in het liefhebben van elkaar.

10


Want dat doet ge

aan alle broeders-en-zusters
in heel Macedonië.
Maar wij roepen u op,
broeders-en-zusters,
nog overvloediger te zijn,

11


en er een eer in te stellen

rustig te zijn
en de eigen dingen te doen
en met uw handen te werken,
zoals wij aan u hebben afgekondigd,

12


zodat ge behoorlijk wandelt

voor de buitenstaanders
en van hen niets nodig hebt.

13


Wij willen niet

dat gij onkundig blijft,
broeders-en-zusters,
over hen die slapen,
opdat ge niet zo bedroefd zijt
als de overigen
die geen hoop hebben.

14


Want als wij geloven

dat Jezus is gestorven en
opgestaan, zal zó God ook
wie ontslapen zijn in Jezus
meevoeren met hem.

15


Want dat zeggen wij u

met een woord van de Heer,
dat wij, de levenden die achterblijven
tot de komst van de Heer,
in geen geval de ontslapenen
zullen voorgaan,

16


omdat de Heer zelf op een bevel,

bij de stem van een aartsengel
en een bazuin van God,
zal neerdalen van de hemel;
en de doden in Christus
zullen éérst opstaan;

17


daarna zullen wij,

de levenden die achterblijven,
tegelijk met hen
in wolken worden weggevoerd
de Heer tegemoet de lucht in;
en zó zullen wij altijd
samen met de Heer zijn.

18


Bemoedigt elkaar dan zó,

in deze bewoordingen.