1 | Voor het overige dan, broeders-en-zusters, vragen wij en roepen wij u op, in eenheid met de Heer Jezus, dat gij, zoals ge van ons hebt aangenomen hoe ge moet wandelen en God behagen, zoals ge ook wandelt, dat ge dat des te overvloediger doet.
| |
2 | Want ge weet welke afkondigingen wij u op gezag van de Heer Jezus hebben gegeven.
| |
3 | Want dit is de wil van God: uw heiliging, door u te onthouden van de ontucht,
| |
4 | dat een ieder van u zijn eigen ding weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid,
| |
5 | niet in een hartstocht van verlangen zoals ook ‘de heidenen die van God niet weten’ (Jer. 10,25; Ps. 79,6),
| |
6 | en door zich niet te buiten te gaan en in het zakendoen zijn broeder te benadelen, omdat de Heer een wreker voor die allen is, zoals wij u eerder ook hebben gezegd en betuigd.
| |
7 | Want God heeft ons niet geroepen voor onreinheid maar in heiliging.
| |
8 | Wie dan dit verwerpt, verwerpt niet een mens maar de God die ook zijn heilige Geest aan u geeft.
| |
9 | Over de broeder-en-zusterliefde hebt ge niet nodig dat ik u schrijf; want zelf zijt ge door God onderricht in het liefhebben van elkaar.
| |
10 | Want dat doet ge aan alle broeders-en-zusters in heel Macedonië. Maar wij roepen u op, broeders-en-zusters, nog overvloediger te zijn,
| |
11 | en er een eer in te stellen rustig te zijn en de eigen dingen te doen en met uw handen te werken, zoals wij aan u hebben afgekondigd,
| |
12 | zodat ge behoorlijk wandelt voor de buitenstaanders en van hen niets nodig hebt.
| |
13 | Wij willen niet dat gij onkundig blijft, broeders-en-zusters, over hen die slapen, opdat ge niet zo bedroefd zijt als de overigen die geen hoop hebben.
| |
14 | Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en opgestaan, zal zó God ook wie ontslapen zijn in Jezus meevoeren met hem.
| |
15 | Want dat zeggen wij u met een woord van de Heer, dat wij, de levenden die achterblijven tot de komst van de Heer, in geen geval de ontslapenen zullen voorgaan,
| |
16 | omdat de Heer zelf op een bevel, bij de stem van een aartsengel en een bazuin van God, zal neerdalen van de hemel; en de doden in Christus zullen éérst opstaan;
| |
17 | daarna zullen wij, de levenden die achterblijven, tegelijk met hen in wolken worden weggevoerd de Heer tegemoet de lucht in; en zó zullen wij altijd samen met de Heer zijn.
| |
18 | Bemoedigt elkaar dan zó, in deze bewoordingen.
| |