Instellingen

8


In geloof heeft Abraham,

toen hij werd geroepen, gehoorzaamd:
door weg te trekken naar een plaats die hij
als erfdeel zou ontvangen;
hij trok weg, niet wetend
waar hij zou komen.

9


In geloof is hij verhuisd naar

een land dat aangekondigd was
alsof het van een ander was,
in tenten wonend;
en Isaak en Jakob ook,-
mede-erfgenamen van
dezelfde aankondiging.

10


Want hij verwachtte de stad

die de fundamenten heeft en
welker bouwmeester en schepper God is.

11


In geloof heeft zelfs Sara kracht ontvangen

voor het voortbrengen van een nazaat,
ook voorbij het tijdstip van
de jeugdige bloei,-
daar zij hem die de belofte verkondigde
geloofwaardig achtte.

12


Daarom zijn er uit één man,

en dat nog wel een verstorvene, geboren
‘zoals de sterren des hemels in veelheid,
als het zand langs de oever van de zee
dat niet te tellen is’ (Gen. 15,5).

13


Zoals bij geloof hoort

zijn al dezen gestorven
zonder het beloofde verkregen te hebben;
maar zij hebben dat van verre gezien
en begroet, belijdend dat zij
‘vreemdelingen en bijwoners zijn
op het aardland’ (Gen. 23,4).

14


Want wie zulke dingen zeggen

laten duidelijk blijken dat zij
op zoek zijn naar een vaderland.

15


En als zij zouden denken aan

datgene waaruit zij zijn weggegaan,
hadden zij een tijd
om op hun schreden terug te keren.

16


Maar nee, zij verlangen naar

een beter, dat is een hemels vaderland;
daarom schaamt God zich niet
om aangeroepen te worden als hun God;
want hij heeft voor hen een stad bereid.

17


In geloof heeft Abraham

Isaak ten offer gebracht
toen hij op de proef gesteld werd;
de eniggeborene offerde hij
die de aankondigingen had ontvangen

18


en tot wie was uitgesproken

‘in Isaak zal een nazaat
voor jou worden geroepen’ (Gen. 21,12);

19


hij overwoog dat

God bij machte is
uit de doden op te wekken;
daaruit heeft hij hem ook
in een voorafbeelding teruggekregen.