In geloof heeft Abraham, toen hij werd geroepen, gehoorzaamd: door weg te trekken naar een plaats die hij als erfdeel zou ontvangen; hij trok weg, niet wetend waar hij zou komen.
In geloof is hij verhuisd naar een land dat aangekondigd was alsof het van een ander was, in tenten wonend; en Isaak en Jakob ook,- mede-erfgenamen van dezelfde aankondiging.
10
Want hij verwachtte de stad die de fundamenten heeft en welker bouwmeester en schepper God is.
11
In geloof heeft zelfs Sara kracht ontvangen voor het voortbrengen van een nazaat, ook voorbij het tijdstip van de jeugdige bloei,- daar zij hem die de belofte verkondigde geloofwaardig achtte.
12
Daarom zijn er uit één man, en dat nog wel een verstorvene, geboren ‘zoals de sterren des hemels in veelheid, als het zand langs de oever van de zee dat niet te tellen is’ (Gen. 15,5).
13
Zoals bij geloof hoort zijn al dezen gestorven zonder het beloofde verkregen te hebben; maar zij hebben dat van verre gezien en begroet, belijdend dat zij ‘vreemdelingen en bijwoners zijn op het aardland’ (Gen. 23,4).
14
Want wie zulke dingen zeggen laten duidelijk blijken dat zij op zoek zijn naar een vaderland.
15
En als zij zouden denken aan datgene waaruit zij zijn weggegaan, hadden zij een tijd om op hun schreden terug te keren.
16
Maar nee, zij verlangen naar een beter, dat is een hemels vaderland; daarom schaamt God zich niet om aangeroepen te worden als hun God; want hij heeft voor hen een stad bereid.
17
In geloof heeft Abraham Isaak ten offer gebracht toen hij op de proef gesteld werd; de eniggeborene offerde hij die de aankondigingen had ontvangen
18
en tot wie was uitgesproken ‘in Isaak zal een nazaat voor jou worden geroepen’ (Gen. 21,12);
19
hij overwoog dat God bij machte is uit de doden op te wekken; daaruit heeft hij hem ook in een voorafbeelding teruggekregen.