Instellingen

24


maar deze heeft het priesterschap

dat niet voorbijgaat
omdat hij blijft tot in de eeuwigheid.

25


Daarom kan hij ook geheel en al redden

diegenen die door hem tot God komen,
want daarvoor leeft hij altijd:
om voor hen tussenbeide te komen.

26


Want zo’n hogepriester

móesten wij ook hebben:
heilig, zonder kwaad, zonder smet,
afgescheiden van de zondaars,
en verhoogd boven de hemelen.

27


Die niet dagelijks voor de noodzaak stond,

zoals de hogepriesters,
eerst voor de eigen zonden
offers op te dragen
en daarna voor die van het volk:
dat heeft hij voor eens-en-voorgoed gedaan
door zichzelf op te dragen.