omdat, als iemand toehoorder van een woord is en geen dader, hij lijkt op de man die het gezicht waarmee hij was geboren opmerkte in een spiegel:
24
want hij merkte zichzelf op, ging weg en was meteen vergeten wat voor iemand hij was;
25
maar wie zich voorover heeft gebogen naar de volmaakte Wet die vrijmaakt en daarbij blijft,- niet een vergeetachtig toehoorder wordt maar iemand die het werk dóet, die zal zalig zijn met dat hij het doet.
26
Als iemand denkt religieus te zijn en niet zijn tong in toom houdt (Ps. 34,14) maar zijn hart misleidt, diens religie is vergeefs;
27
religie zuiver en onbezoedeld is voor God, de Vader, dit: omzien naar wezen en weduwen in hun verdrukking, en zichzelf smetteloos bewaren tegenover de wereld.