Instellingen

22


wordt ‘dáders van het woord’

en niet alleen maar toehoorders die
voor zichzelf het woord zinledig maken,

23


omdat, als iemand toehoorder

van een woord is
en geen dader,
hij lijkt op de man die het
gezicht waarmee hij was geboren
opmerkte in een spiegel:

24


want hij merkte zichzelf op,

ging weg en was meteen vergeten
wat voor iemand hij was;

25


maar wie zich voorover heeft gebogen

naar de volmaakte Wet die vrijmaakt
en daarbij blijft,-
niet een vergeetachtig toehoorder wordt
maar iemand die het werk dóet,
die zal zalig zijn met dat hij het doet.

26


Als iemand denkt religieus te zijn

en niet zijn tong in toom houdt (Ps. 34,14)
maar zijn hart misleidt,
diens religie is vergeefs;

27


religie zuiver en onbezoedeld

is voor God, de Vader, dit:
omzien naar wezen en weduwen
in hun verdrukking,
en zichzelf smetteloos bewaren
tegenover de wereld.