Instellingen

1


Omdat Christus

in vlees-en-bloed geleden heeft,
wapent ook gij u dan
met dezelfde gedachte,
dat wie geleden heeft in vlees-en-bloed
ontheven is aan zonde,-

2


om niet meer naar verlangens van mensen

maar naar de wil van God
de tijd die overblijft
in vlees-en-bloed te leven.

3


Want de tijd die is voorbijgegaan

was lang genoeg om uit te werken
wat de heidenen willen,
toen ze zijn voortgegaan
in losbandigheden, begeerten,
wijnzuiperijen, zwelgpartijen,
drinkgelagen en verwerpelijke
afgodsvereringen.

4


Nu het hun bevreemdt

dat gij niet met hen meerent
naar dezelfde reddeloze vergieting,
belasteren zij u.

5


Maar zij zullen

rekenschap moeten afleggen
aan hem die gereed staat
om te oordelen levenden en doden.

6


Want daartoe is ook aan doden

het evangelie verkondigd,
opdat zij bij mensen wel
beoordeeld worden op vlees-en-bloed
maar bij God zullen leven
op geestesadem.

7


Het einde aller dingen is nabij.

Komt dan tot bezinning
en blijft nuchter voor gebeden.

8


Houdt vóór alle dingen

de liefde tot elkander innig,
omdat ‘liefde
een menigte zonden bedekt’ (Spr. 10,12).

9


Weest vreemd-lievend* Of (met dank aan ds Wouter van Voorst): xenofiel. voor elkaar,

zonder morren;

10


een ieder met de begenadiging

die hij heeft gekregen,-
weest elkaar daarmee van dienst
als goede rentmeesters over
de veelkleurige genade van God;

11


als iemand spreekt,

dan woorden zoals van God;
als iemand dient,
dan uit kracht zoals God verleent;
opdat in alles God verheerlijkt wordt,
door Jezus Christus;
aan hem is de heerlijkheid
en de kracht,
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.

12


Geliefden, weest niet bevreemd

door de vuurgloed die in uw midden woedt,
u tot beproeving, alsof u
iets vreemds overkomt,

13


nee, verheugt u naarmate ge deel hebt

aan al het lijden van de Gezalfde,
dan zult ge ook in de openbaring
van zijn heerlijkheid u jubelend
verheugen!

14


Als ge, één met de naam van Christus,

wordt gehoond,
zalig zijt ge, omdat
de Geest der heerlijkheid,
ook de Geest van God,
rust op ú.

15


Want laat niet iemand van u

moeten lijden als moordenaar
of dief of kwaadstichter of als
bemoeial;

16


maar als het is als ‘christen’,-

die hoeft niet beschaamd te zijn
maar mag God verheerlijken
in deze bedeling,-

17


omdat het het tijdsgewricht is

dat het oordeel begint
bij het huis van God;
maar indien als eerste bij ons,
wat wordt dan het einde
van hen die zich door Gods verkondiging
niet laten overtuigen?

18


En ‘als de rechtvaardige

met moeite wordt gered,
waar zal dan de goddeloze
en zondaar verschijnen?’ (Spr. 11,31).

19


Laten daarom ook zij die lijden

naar de wil van God
hun zielen toevertrouwen
aan een getrouwe Schepper
en goed doen.