1 | Omdat Christus in vlees-en-bloed geleden heeft, wapent ook gij u dan met dezelfde gedachte, dat wie geleden heeft in vlees-en-bloed ontheven is aan zonde,-
| |
2 | om niet meer naar verlangens van mensen maar naar de wil van God de tijd die overblijft in vlees-en-bloed te leven.
| |
3 | Want de tijd die is voorbijgegaan was lang genoeg om uit te werken wat de heidenen willen, toen ze zijn voortgegaan in losbandigheden, begeerten, wijnzuiperijen, zwelgpartijen, drinkgelagen en verwerpelijke afgodsvereringen.
| |
4 | Nu het hun bevreemdt dat gij niet met hen meerent naar dezelfde reddeloze vergieting, belasteren zij u.
| |
5 | Maar zij zullen rekenschap moeten afleggen aan hem die gereed staat om te oordelen levenden en doden.
| |
6 | Want daartoe is ook aan doden het evangelie verkondigd, opdat zij bij mensen wel beoordeeld worden op vlees-en-bloed maar bij God zullen leven op geestesadem.
| |
7 | Het einde aller dingen is nabij. Komt dan tot bezinning en blijft nuchter voor gebeden.
| |
8 | Houdt vóór alle dingen de liefde tot elkander innig, omdat ‘liefde een menigte zonden bedekt’ (Spr. 10,12).
| |
9 | Weest vreemd-lievend* Of (met dank aan ds Wouter van Voorst): xenofiel. voor elkaar, zonder morren;
| |
10 | een ieder met de begenadiging die hij heeft gekregen,- weest elkaar daarmee van dienst als goede rentmeesters over de veelkleurige genade van God;
| |
11 | als iemand spreekt, dan woorden zoals van God; als iemand dient, dan uit kracht zoals God verleent; opdat in alles God verheerlijkt wordt, door Jezus Christus; aan hem is de heerlijkheid en de kracht, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
12 | Geliefden, weest niet bevreemd door de vuurgloed die in uw midden woedt, u tot beproeving, alsof u iets vreemds overkomt,
| |
13 | nee, verheugt u naarmate ge deel hebt aan al het lijden van de Gezalfde, dan zult ge ook in de openbaring van zijn heerlijkheid u jubelend verheugen!
| |
14 | Als ge, één met de naam van Christus, wordt gehoond, zalig zijt ge, omdat de Geest der heerlijkheid, ook de Geest van God, rust op ú.
| |
15 | Want laat niet iemand van u moeten lijden als moordenaar of dief of kwaadstichter of als bemoeial;
| |
16 | maar als het is als ‘christen’,- die hoeft niet beschaamd te zijn maar mag God verheerlijken in deze bedeling,-
| |
17 | omdat het het tijdsgewricht is dat het oordeel begint bij het huis van God; maar indien als eerste bij ons, wat wordt dan het einde van hen die zich door Gods verkondiging niet laten overtuigen?
| |
18 | En ‘als de rechtvaardige met moeite wordt gered, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?’ (Spr. 11,31).
| |
19 | Laten daarom ook zij die lijden naar de wil van God hun zielen toevertrouwen aan een getrouwe Schepper en goed doen.
| |