Instellingen

1


Dit is, geliefden,

al de tweede brief die ik u schrijf,
en waarin ik door een herinnering
bij u het zuivere denken tracht
wakker te houden,

2


opdat ge u de woorden herinnert

die voorheen gesproken zijn
door de heilige profeten
en het gebod van de apostelen
van uw Heer en redder,

3


en allereerst dit weet:

dat er op het laatste der dagen
spotters met spotternij zullen komen
die hun eigen verlangens volgend
zullen voortgaan

4


en zeggen: waar ís zijn

aangekondigde komst?-
want sinds de vaderen zijn ontslapen
blijft alles zo als vanaf het
begin van de schepping!

5


Want willens-en-wetens

ontgaat het hun dat de hemelen
er reeds lang waren en de aarde
uit water en door water bestaat,
door het woord van God,

6


waardoor

de wereld van toen,
verzwolgen door water, is vergaan;

7


maar dat de hemelen en de aarde

van nu, door hetzelfde woord
als een schat voor het vuur
worden opgespaard, bewaard
voor een dag van oordeel en
ondergang van de goddeloze mensen.

8


Maar dit ene mag u niet ontgaan,

geliefden, dat bij de Heer
één dag is als duizend jaren
en ‘duizend jaren als één dag’ (Ps. 90,4).

9


De Heer is niet traag

met wat is aangekondigd,
hoewel sommigen het traagheid achten,
maar hij is lankmoedig jegens u,
omdat hij niet wil dat sommigen
verloren gaan; nee, dat allen
tot bekering komen.

10


De dag des Heren zal komen

als een dief, en dan zullen
de hemelen met gedruis voorbijgaan
en de elementen brandend
ontbonden worden, maar én de aarde
én de werken op haar verricht
zullen te vinden blijven.