Sauls dienaren zeggen tot hem: zie toch, een boze geest Gods overweldigt je;
16
zegge toch onze heer,- je dienaren zijn voor je aanschijn: dat ze zoeken naar een man die weet te spelen op de harp; geschieden zal het: wanneer een boze geest Gods over je woedt zal hij met zijn hand spelen en gaat het je beter! •
17
Dan zegt Saul tot zijn dienaren: ziet toch voor mij uit naar een man die goed is in spelen en laat hem tot mij komen!
18
Een van de jongens antwoordt en zegt: zie, gezien heb ik een zoon van Jesse de Betlehemiet die weet te spelen, die een held van vermogen is, een man van strijd, verstandig van taal en een man van gestalte: de Ene is met hem!
19
Dan zendt Saul boden tot Jesse; hij laat zeggen: zend tot mij je zoon David die bij het wolvee is!
20
Jesse neemt een ezel, een brood, een zak wijn en één geitenbokje,- en zendt dat alles door de hand van zijn zoon David naar Saul.
21
Zo komt David bij Saul aan en staat voor zijn aanschijn; hij krijgt hem zeer lief, en hij wordt voor hem drager van zijn spullen.
22
Saul zendt bericht naar Jesse om te zeggen: moge toch David voor mijn aanschijn blijven staan, want hij heeft genade gevonden in mijn ogen!
23
En het geschiedde: wanneer Gods geest in Saul woedde nam David de harp en bespeelde hij die met zijn hand; dat gaf Saul verlichting en deed hem goed, en de boze geest week van over hem. •