6 | En het geschiedt: in het voortduren van de oorlog tussen het huis van Saul en het huis van David,- heeft Abner zich voortdurend sterker gemaakt in het huis van Saul.
| |
7 | Saul heeft een bijvrouw gehad en haar naam is Ritspa, dochter van Aja; hij (Iesj Bosjet) zegt tot Abner: waarom ben jij binnengekomen bij de bijvrouw van mijn vader?
| |
8 | Het laait zeer hoog op bij Abner om de woorden van Iesj Bosjet, en hij zegt: ben ik een hondenkop die bij Juda hoort?- dagelijks bewijs ik mijn vriendschap met het huis van Saul, je vader, aan zijn broeders en aan zijn metgezellen, en dankzij mij bevind je je niet in de hand van David,- en nu verwijt je mij een ongerechtigheid met een vrouw vandaag?-
| |
9 | zó moge God aan Abner doen en zó moge hij hem nog meer…!- ja, zoals de Ene aan David heeft gezworen, ja, zó zal ik voor hem doen:
| |
10 | het koningschap uit Sauls huis voorbij laten gaan,- en de troon van David laten opstaan over Israël en over Juda, van Dan tot Beëer Sjeva!
| |
11 | Hij is niet meer bij machte geweest om bij Abner een woord te laten terugkeren,- vanwege zijn vrees voor hem. ••
| |
12 | Abner zendt ter plekke boden naar David, om te zeggen: van wie wordt het land?, om te zeggen: smeed je verbond met mij!, zie, mijn hand is met jou, om heel Israël te laten omdraaien naar jou!
| |
13 | Hij zegt: goed, ik smeed met jou een verbond; alleen: één woord vraag ik van jou: dat je toezegt dat je mijn aanschijn niet zult zien tenzij je voor mijn aanschijn hebt laten komen: Sauls dochter Michal, wanneer je komt om mijn aanschijn te zien! ••
| |
14 | En David zendt boden naar Sauls zoon Iesj Bosjet om te zeggen: geef mij mijn vrouw Michal, die ik mij als bruid geworven heb met honderd voorhuiden van Filistijnen!
| |
15 | Dan zendt Iesj Bosjet boden en neemt haar weg van haar man, van Paltiël, zoon van Lajisj.
| |
16 | Hij gaat met haar mee, haar man, wenend voortgaand achter haar tot bij Bachoeriem; dan zegt Abner tot hem: ga heen, keer terug!, en keert hij terug.
| |
17 | Er is intussen een gesprek van Abner geweest met Israëls oudsten, waarin hij heeft gezegd: zowel gister als eergister zijt ge bezig geweest David aan te zoeken als koning over u;
| |
18 | doet het dan nú!, want de Ene heeft over David gezegd, hij heeft gezegd: door de hand van mijn dienaar David red ik mijn gemeente Israël uit de hand van de Filistijnen en uit de hand van al hun vijanden!
| |
19 | Ook spreekt Abner voor de oren van Benjamin; ook gaat Abner heen om voor Davids oren, in Hebron, uit te spreken al wat goed is in de ogen van Israël en in de ogen van heel het huis van Benjamin.
| |
20 | Als Abner bij David in Hebron aankomt met twintig mannen bij zich,- maakt David voor Abner en de twintig mannen bij hem een feestdronk klaar.
| |
21 | Abner zegt tot David: ik zal opstaan en heengaan en heel Israël verzamelen bij mijn heer, de koning, en zij zullen een verbond met jou smeden en koning zul je zijn over alles wat je ziel begeert! Dan zendt David Abner heen en gaat hij in vrede.
| |