Wat maakt de Naardense Bijbel bijzonder, bijvoorbeeld in vergelijking met de Nederlandse Bijbel Vertaling die de ‘standaard’  is in de Nederlandse kerken?

De Naardense Bijbel wil een nog ‘letterlijker’ vertaling bieden dan de Statenvertaling, zonder te vervallen in een soort pseudo-Hebreeuws of pseudo-Grieks. De vertaling is geschreven in een ‘breed’ Nederlands en tegelijkertijd geeft het de lezer een verregaande inkijk in wat het Hebreeuwse en Griekse origineel nu eigenlijk zegt. Dat wordt vooral bereikt door eendere woorden of woordstammen eender in het Nederlands te vertalen. Met een geleerde term heet dat ‘idiolect’ of ‘concordant’. Je ziet dus welke woorden of woordstammen in het Hebreeuws en het Grieks terugkeren en hoe de schrijvers daarmee spelen om dingen te benadrukken en verbanden te leggen. Maar het betekent ook dat woorden die niet eender zijn ook in het Nederlands een andere vertaling krijgen. In het Hebreeuws bestaan vele woorden voor kwaad, onheil en benauwenis en die woorden krijgen allemaal hun eigen vertaling. Net zoals de vele emoties die worden benoemd: verdriet, vreugde, razernij, jaloezie, liefde en haat: het wordt allemaal op een eigen manier benoemd en ook zo vertaald. De verhalen in de Hebreeuwse Bijbel spelen zich af in berglandschappen, woestijnen, steppen, kloven, en aan rivierbeddingen en op kronkelweggetjes waar je ‘opklimt’ of  ‘afdaalt’. Die mediterrane geur kan alleen doorklinken wanneer je die hele rijkdom ook nauwkeurig in je vertaling weergeeft. Het Hebreeuws heeft soms meerdere woorden voor wat in het Nederlands één dier is (zoals de leeuw). Ook dat laat ik in mijn vertaling zien, net zoals een ‘wet’ wat anders is dan een ‘inzetting’ of een ‘gebod’ of een ‘rechtsregel’ of een ‘aanwijzing’ of een ‘gewoonte’.

Allerlei typisch Hebreeuwse wendingen worden tevens zichtbaar. Zevenenzeventig is in het Hebreeuws ‘zeventig jaar en zeven jaar daarbij’. Dat vertaal ik dan ook zo. Op die manier wordt het geen droog getal maar een vertelling op zich, net zoals in ‘duizend-en-één nacht’. Het hoogste lied heet in het Hebreeuws (net als in andere Semitische talen) het ‘lied der liederen’. Dat is prachtige taal die je mag horen, net zoals ‘de koning der koningen’ of de ‘dag der dagen’. In het Hebreeuws en het (hebraïserende) Grieks spreekt men ‘sprekende’, loopt men ‘lopende’ en hoort men ‘horende’. Ook dat lees je terug.

In de Psalmen en in de Klaagliederen van Jeremia is de letterlijkheid van de vertaling opvallend zichtbaar wanneer ik alfabetische teksten, dus teksten waarvan de eerste regel van een vers of groep verzen telkens begint met een volgende letter uit het Hebreeuwse alfabet, ook alfabetisch vertaal. Het eerste vers begint dan met een A ter vertaling van de Hebreeuwse alef, het tweede vers met de B ter vertaling van de Hebreeuwse beth. Ik moet dan wel werken met een verkort Nederlands alfabet, want het Hebreeuws kent 22 letters en het Nederlands 26.

Een ander in het oog springend verschil met bijvoorbeeld de Nederlandse Bijbel Vertaling is de regelindeling en daarmee de bladspiegel. De regellengte wordt bepaald door accenttekens in het Hebreeuwse origineel die aangeven waar er geademd moet worden, waar een regel afbreekt en dus ook welke zinsdelen daarmee een bepaald accent krijgen. Het resultaat is een bijna kolomachtige weergave van de tekst waarbij, net als in poëzie, op één regel soms maar één woord staat. Dat maakt de tekst geschikt voor voordracht. Sterker nog, de Naardense Bijbel is een voorleesbijbel, net als de Hebreeuwse Bijbel dat is. De tekst heeft door de regelindeling een bepaald ritme, met verlengingen, versnellingen en vertragingen, waardoor het één lang heldendicht wordt of liefdespoëzie of klaagzang.

Natuurlijk is ook de keuze voor de tegenwoordige tijd, als vertaling voor het Hebreeuwse ‘imperfectum’ en de Griekse aoristus, kenmerkend voor de Naardense Bijbel. Nergens staat: ‘God sprak tot Mozes’, maar altijd ‘God spreekt tot Mozes’. Dat geeft de tekst een enorme actualiteit. Het is alsof je er zelf bij staat wanneer het gebeurt. De lezer zit in het verhaal, in plaats van dat hem of haar een geschiedenisverhaal wordt gepresenteerd. Andere werkwoordsvormen worden wel op gangbare wijze vertaald, dus je ziet wel een onvoltooid verleden tijd of een voltooid tegenwoordige tijd.