Als zij naar buiten komen, zie, daar brengen ze tot hem een stomme, door een demon bezeten.
33
Als hij de demonie heeft uitgeworpen práát de stomme. De scharen zijn verwonderd en zeggen: nog nooit is het zó in Israël verschenen!
34
Maar de Farizeeërs hebben gezegd: door de overste van de demonieën werpt hij de demonieën uit!
35
Jezus is alle steden en dorpen rondgetrokken onderrichtend in hun samenkomsten, predikend de aankondiging van het koninkrijk en genezend alle ziekte en alle kwaal.
36
Bij het zien van de scharen is hij innerlijk bewogen over hen, omdat zij afgemat en opgejaagd geweest zijn ‘als schapen die geen herder hebben’ (Num. 27,17; 1 Kon. 22,17).
37
Dán zegt hij tot zijn leerlingen: de oogst is overvloedig, maar de werklui zijn met weinig;
38
bidt dan de Heer van de oogst dat hij werklui uitwerpt zijn oogst in!