Instellingen

31


Daar het Voorbereiding is geweest

vragen dan de Judeeërs aan Pilatus,
opdat de lichamen niet op de sabbat
aan het kruis blijven
-want die sabbatdag is een grote geweest-,
dat ze hun de benen breken
en zij er kunnen worden afgehaald.

32


Dan komen de soldaten

en breken de benen van de eerste,
én van de ander
die met hem is gekruisigd.

33


Maar als ze bij Jezus komen

en zien dat hij reeds gestorven is,
breken ze zijn benen niet.

34


Nee, één van de soldaten

stoot met een lans in zijn zijde
en meteen komt daar bloed uit en water.

35


Hiervan heeft getuigd

hij die het heeft gezien
en zijn getuigenis is waarachtig;
híj weet dat het waar is wat hij zegt,-
opdat ook gíj zult geloven.

36


Want dit alles geschiedt

opdat het Schriftwoord in vervulling gaat:
‘geen bot van hem zal worden verbrijzeld’

(Ex. 12,46 en Ps. 34,21).

37


En weer een ander Schriftwoord zegt:

‘ze zullen opzien naar
hem die ze doorstoken hebben’ (Zach. 12,10).

38


Daarna vraagt Jozef van Arimatea,

die een leerling van Jezus is,
-maar in het verborgene,
uit vrees voor de Judeeërs-
aan Pilatus
of hij het lichaam van Jezus mag weghalen;
en Pilatus staat dat toe;
dan komt hij en haalt hij zijn lichaam weg.

39


Maar ook Nikodemus komt,

hij die in het eerst ‘s nachts
naar hem toe kwam;
hij brengt een mengsel mee van
‘mirre en aloë’ (Ps. 45,9),
zo’n honderd ponden.

40


Dan nemen ze het lichaam van Jezus

en binden het met die geurige kruiden
in lijkwindsels, zoals het voor de Judeeërs
gewoonte is om te begraven.

41


Maar er is op de plaats

waar hij gekruisigd is
een hof geweest,
en in die hof een nieuwe gedenkplaats,
waarin nog nooit iemand is gelegd.

42


Daar dan leggen ze,

vanwege de Voorbereiding
van de Judeeërs,
omdat de gedenkplaats dichtbij is geweest,
Jezus neer.