Daar het Voorbereiding is geweest vragen dan de Judeeërs aan Pilatus, opdat de lichamen niet op de sabbat aan het kruis blijven -want die sabbatdag is een grote geweest-, dat ze hun de benen breken en zij er kunnen worden afgehaald.
Dan komen de soldaten en breken de benen van de eerste, én van de ander die met hem is gekruisigd.
33
Maar als ze bij Jezus komen en zien dat hij reeds gestorven is, breken ze zijn benen niet.
34
Nee, één van de soldaten stoot met een lans in zijn zijde en meteen komt daar bloed uit en water.
35
Hiervan heeft getuigd hij die het heeft gezien en zijn getuigenis is waarachtig; híj weet dat het waar is wat hij zegt,- opdat ook gíj zult geloven.
36
Want dit alles geschiedt opdat het Schriftwoord in vervulling gaat: ‘geen bot van hem zal worden verbrijzeld’ (Ex. 12,46 en Ps. 34,21).
37
En weer een ander Schriftwoord zegt: ‘ze zullen opzien naar hem die ze doorstoken hebben’ (Zach. 12,10).
38
Daarna vraagt Jozef van Arimatea, die een leerling van Jezus is, -maar in het verborgene, uit vrees voor de Judeeërs- aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mag weghalen; en Pilatus staat dat toe; dan komt hij en haalt hij zijn lichaam weg.
39
Maar ook Nikodemus komt, hij die in het eerst ‘s nachts naar hem toe kwam; hij brengt een mengsel mee van ‘mirre en aloë’ (Ps. 45,9), zo’n honderd ponden.
40
Dan nemen ze het lichaam van Jezus en binden het met die geurige kruiden in lijkwindsels, zoals het voor de Judeeërs gewoonte is om te begraven.
41
Maar er is op de plaats waar hij gekruisigd is een hof geweest, en in die hof een nieuwe gedenkplaats, waarin nog nooit iemand is gelegd.
42
Daar dan leggen ze, vanwege de Voorbereiding van de Judeeërs, omdat de gedenkplaats dichtbij is geweest, Jezus neer.