Instellingen

4:11


De huid van de var en al zijn vlees,

gelijk met zijn kop en met zijn poten,
en zijn ingewand en zijn mest,-

4:12


naar buiten leiden zal hij heel de var,
   de legerplaats uit
   naar een reine plaats,
   naar de stortplaats van de as,

en verbranden zal hij hem op stukken hout
   in het vuur;

op de stortplaats van de as
   zal hij worden verbrand.

4:13


En als ze met héél Israëls samenkomst
   dwálen:

er bleef een woord verborgen
voor de ogen van de vergadering
en één van alle geboden van de Ene,
   iets wat níet gedaan zal worden,
   hebben ze gedaan
   en zo schuld op zich geladen,

4:14


en bekend geworden is de zonde

waarmee ze daartegen hebben gezondigd,-
als vergadering doen ze dan naderen
   een var, zoon van een rund,
   als ontzondigingsgave,

en zullen ze die brengen
naar het aanschijn
   van de tent van samenkomst;

4:15


steunen zullen de oudsten
   van de samenkomst
   met hun handen
   op de kop van de var,
   voor het aanschijn van de Ene;

kelen zal hij de var,
   voor het aanschijn van de Ene;

4:16


komen zal de priester, de gezalfde,
   met iets van het bloed van de var

naar de tent van de samenkomst,

4:17


en dopen zal de priester zijn vinger
   in iets van het bloed van de var,

bespatten zal hij
zeven malen, voor het aanschijn van de Ene,
het aanschijn van de voorhang.

4:18


En iets van het bloed

geeft hij prijs op de horens van het altaar
dat staat voor het aanschijn van de Ene,
in de tent van samenkomst;
al het andere bloed
vergiet hij tegen de voet van het altaar
   voor de opgangsgave

in de opening van de tent van samenkomst.

4:19


Al zijn vet neemt hij van hem af;

in rook doet hij dat opgaan op het altaar.

4:20


Doen zal hij met de var:

zoals hij gedaan heeft met de var
   voor de ontzondiging,

zó zal hij doen met deze;
verzoening zal de priester over hen vragen
   en het zal hun worden vergeven.

4:21


Naar buiten brengen zal hij de var,

de legerplaats uit,
en verbranden zal hij hem
zoals hij heeft verbrand
de var aan het begin;
de ontzondiging van de vergadering is dat.

4:22


Wanneer een verhevene zondigt

en -in dwaling- iets heeft gedaan tegen
één van al de geboden van de Ene, zijn God,
   over wat niet zal worden gedaan,
   en zo schuld op zich geladen heeft,

4:23


of zijn zonde werd hem later pas bekend,

die waarmee hij heeft gezondigd:
doen komen zal hij als toenadering van hem
   uit de geiten een sater,
   een mannetje, volmaakt.

4:24


Steunen zal hij met zijn hand
   op de kop van de sater

en hem kelen
op de plaats waar hij de opgangsgave keelt
   voor het aanschijn van de Ene;

een ontzondiging is dat.

4:25


Nemen zal de priester
   iets van het bloed van de ontzondiging,
   met zijn vinger,

en het prijsgeven
op de horens van het altaar
   voor de opgangsgave;

zijn overige bloed zal hij vergieten
tegen de voet van het altaar
   voor de opgangsgave.

4:26


Al zijn vet laat hij in rook opgaan
   op de offertafel* Elders vertaald met ‘altaar’; hier ‘offertafel’ om de verwantschap met ‘offerdier’ aan te geven.

zoals het vet
   van het offerdier voor de vredesgaven;

verzoening zal de priester over hem vragen
   voor zijn zonde
   en die zal hem worden vergeven.

4:27


Als één ziel
   uit de gemeenschap van het land
   in dwaling zondigt,

door één van de geboden van de Ene
   over wat niet zal worden gedaan
   toch te doen
   en zo schuld op zich geladen heeft,-

4:28


of later pas werd aan hem bekend

zijn zonde waarmee hij heeft gezondigd:
doen komen zal hij dan als toenadering van hem
   een sater uit de geiten, een volmaakt wijfje,

voor die zonde van hem
   waarmee hij heeft gezondigd;

4:29


steunen zal hij met zijn hand

op de kop van de ontzondiging;
kelen zal hij de ontzondiging
op de plaats van de opgangsgave;

4:30


nemen zal de priester iets van haar bloed,
   met zijn vinger,

en prijsgeven
op de horens van het altaar
   voor de opgangsgave;

al haar overige bloed vergiet hij
tegen de voet van het altaar.

4:31


Al haar vet zal hij verwijderen

zoals er vet verwijderd werd
uit het offerdier voor de vredesgaven,
en in rook doen opgaan zal de priester het
   op het altaar

als een reuk die-tot-rust-brengt
voor de Ene;
verzoening zal de priester over hem vragen
en het zal hem worden vergeven.

4:32


En als hij een schaap brengt
   als toenadering van hem
   voor ontzondiging:

een volmaakt wijfje moet het zijn
   wat hij brengt.

4:33


Steunen zal hij met zijn hand

op de kop van de ontzondiging;
kelen zal hij haar ter ontzondiging
op de plaats
waar hij de opgangsgave keelt.

4:34


Nemen zal de priester
   iets van het bloed van de ontzondiging,
   met zijn vinger,

en prijsgeven
op de horens van het altaar
   voor de opgangsgave;

al haar overige bloed vergiet hij
tegen de voet van het altaar.

4:35


Al haar vet zal hij verwijderen

zoals men het vet van het schaap verwijdert
uit het offer van de vredesgaven,
en in rook doen opgaan
   zal de priester dat alles
   op het altaar,

bij de vuuroffers voor de Ene;
verzoening zal de priester voor hem vragen
   voor zijn zonde
   waarmee hij heeft gezondigd
   en het zal hem worden vergeven.

5:1


Stel, een ziel zondigt:

gehoord heeft hij de stem
   van een vervloeking

en hij is dus getuige,
óf hij heeft iets gezien óf hij weet ervan:
als hij het niet meldt,
   drágen zal hij zijn onrecht!

5:2


Of een levende ziel

die aanraakt
welk ding ook maar dat besmet is,-
óf het lijk van een besmettend wild dier
óf het lijk van een besmettend tam beest,
óf
het lijk van een reptiel dat besmet is,
en het is voor hemzelf verborgen:
toch is híj zelf besmet en schuldig.

5:3


Of stel, hij raakt de besmetting
   van een mens aan,

welke besmetting van hem ook
waarmee hij besmet kan zijn,
en het is voor hemzelf verborgen,-
hij krijgt er weet van en is schuldig;

5:4


of een levende ziel,

stel, zwéért, in het geklets van zijn lippen,
   om kwaad te doen of om goed te doen:
   -bij alles wat de mens
   al kletsend kan zweren-
   en het is voor hemzelf verborgen,-

hij krijgt er weet van en is schuldig aan
één van deze dingen;

5:5


zal het zo wezen dat hij zich schuldig maakt
   aan één van deze dingen:

belijdenis doen zal hij van dat
waartegen hij gezondigd heeft.