8:2 | En ik zag de zeven engelen die voor het aanschijn van God stonden, en hun werden gegeven: zeven bazuinen.
| |
8:3 | En er kwam een andere engel die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan en hem werd veel reukwerk gegeven om met de gebeden van alle heiligen neer te leggen op het gouden altaar voor het aanschijn van de troon.
| |
8:4 | En de rook van het reukwerk steeg op mét de gebeden der heiligen, uit de hand van de engel omhoog tot voor Gods aanschijn.
| |
8:5 | En de engel nam het wierookvat, vulde het met vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er geschiedden donderslagen en stemmen, bliksemstralen en een beving.
| |
8:6 | En de zeven engelen met de zeven bazuinen maakten zich gereed om de bazuin te blazen.
| |
8:7 | En de eerste blies de bazuin, en het geschiedde: hagel en vuur, met bloed vermengd, werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de bomen werd afgebrand, en al het groene gras werd afgebrand.
| |
8:8 | En de tweede engel blies de bazuin, en iets als een grote berg, laaiend van vuur, werd in de zee geworpen; en het geschiedde dat het derde deel van de zee bloed werd,
| |
8:9 | het derde deel van de levende schepselen in de zee stierf, en het derde deel van de schepen verwoest werd.
| |
8:10 | En de derde engel blies de bazuin, en uit de hemel viel een grote ster, brandend als een fakkel; en hij viel op het derde deel van de rivieren en de waterbronnen;
| |
8:11 | als naam van de ster wordt gezegd de Absint,- alsem, en het geschiedde dat het derde deel van de wateren alsem werd, en vele mensen stierven van het water, omdat het bitter was geworden.
| |
8:12 | En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren werd getroffen, zodat het derde deel ervan verduisterd werd en de dag voor een derde minder licht had en de nacht evenzo.
| |
8:13 | En ik zag, en ik hoorde één adelaar vliegend in het midden van de hemel met grote stem roepen: wee, wee!, wee degenen die op de aarde wonen, vanwege de overige bazuinstemmen van de drie engelen die op de bazuin gaan blazen!
| |
9:1 | En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen; en hem werd de sleutel van de put van de afgrond gegeven.
| |
9:2 | En hij opende de put van de afgrond, en rook steeg op uit de put als rook van een grote oven. En de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put.
| |
9:3 | En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde tevoorschijn; en hun werd macht gegeven zoals aardse schorpioenen macht hebben.
| |
9:4 | En hun werd gezegd geen schade toe te brengen aan het gras van de aarde, noch aan enig groen, noch aan enige boom, maar alleen aan die mensen die het zegel van God niet op het voorhoofd hebben.
| |
9:5 | En hun werd het gegeven om hen niet te doden maar vijf maanden lang te kwellen. En hun kwelling was als een kwelling van een schorpioen wanneer deze een mens steekt.
| |
9:6 | En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem zeker niet vinden; en zij zullen verlangen te sterven, maar de dood vlucht van hen weg.
| |
9:7 | De sprinkhanen zagen eruit als paarden, toegerust tot de oorlog, op hun koppen iets als kronen gelijkend op goud en hun gelaten waren als gelaten van mensen;
| |
9:8 | zij hadden haren als vrouwenharen, en hun tanden waren als die van leeuwen;
| |
9:9 | zij hadden borstpantsers als ijzeren borstpantsers, en het gedruis van hun vleugels was als gedruis van wagens met veel paarden die oprukken ten strijde;
| |
9:10 | zij hebben staarten als schorpioenen en ook angels, en in hun staarten de macht de mensen vijf maanden lang schade toe te brengen.
| |
9:11 | Zij hebben over zich als koning de engel van de afgrond, wiens naam is in het Hebreeuws ‘Abadon’,- verwoesting, en in het Grieks is zijn naam ‘Apollyon’,- verderver.
| |
9:12 | Het eerste ‘wee’ is voorbij; zie, er komen na deze dingen nog twee weeën!
| |
9:13 | En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde één stem uit de vier horens van het gouden altaar dat voor het aanschijn van God staat
| |
9:14 | tot de zesde engel met de bazuin zeggen: maak de vier engelen los die zijn vastgebonden bij de grote rivier, de Eufraat!
| |
9:15 | En de vier engelen werden losgemaakt, die gereed gehouden waren voor het uur en de dag en de maand en het jaar, om het derde deel van de mensen te doden.
| |
9:16 | En het aantal van de legers van de ruiterij was tweemaal tienduizendmaal tienduizend; ik hoorde hun aantal.
| |
9:17 | En zó zag ik dat de paarden eruitzagen en die daarop gezeten waren: met vuurrode, paarse en zwavelgele borstpantsers, en de koppen van de paarden als koppen van leeuwen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel.
| |
9:18 | Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood, door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen.
| |