3:1


Maar er is een mens geweest,

één uit de Farizeeërs,-
Nikodemus is zijn naam,
een overste van de Judeeërs:

3:2


deze komt tot hem, in de nacht,

en zegt tot hem: rabbi,
we weten dat u als leermeester
van God gekomen bent;
want niemand is bij machte
deze tekenen te doen
die ú doet
als God niet mét hem is!

3:3


Jezus antwoordt en zegt tot hem:


amen, amen, zeg ik jou:

als iemand niet van bovenaf
geboren wordt
is hij niet bij machte
het koningschap van God te zien!

3:4


Nikodemus zegt tot hem:

hoe is een mens bij machte
geboren te worden
als hij al oud-en-wijs is?-
het is niet mogelijk dat hij een tweede keer
de schoot van zijn moeder binnenkomt
en geboren wordt!

3:5


Jezus antwoordt:


amen, amen, zeg ik jou:

als iemand niet geboren wordt
uit water en Geest,
is hij niet bij machte binnen te komen
in het koninkrijk van God;

3:6


wat uit het vlees geboren wordt

is-en-blijft vlees
en wat uit de Geest geboren wordt
is-en-blijft Geest;

3:7


verwonder je er niet over dat

ik je heb gezegd:
gij moet van bovenaf
geboren worden!-

3:8


de wind waait* De Griekse woorden voor wind en waaien zijn dezelfde als die voor Geest (geestesadem) en ademen. waarheen hij wil;

je hoort zijn stem
maar je weet niet
vanwaar hij komt en waarheen hij gaat:
zo is het met al wie is geboren
uit het waaien-van-de-Geest!

3:9


Nikodemus antwoordt en zegt tot hem:

hoe is het mogelijk
dat deze dingen geschieden?

3:10


Jezus antwoordt en zegt tot hem:

jíj bent Israëls leermeester
en hebt van deze dingen geen kennis?-

3:11

amen, amen, zeg ik jou:
wat we weten spreken we uit
en wat we hebben gezien
betuigen we,
maar ons getuigenis neemt ge niet aan;

3:12


als ik u de aardse zaken zeg

gelooft ge me al niet,
hoe zult ge me geloven
als ik u de hemelse zaken zeg?

3:13


En niemand is opgeklommen ten hemel

dan hij die uit de hemel is neergedaald:
de mensenzoon.

3:14


En zoals Mozes de slang

omhooggestoken heeft
in de woestijn,
zo moet de mensenzoon worden verhoogd,-

3:15


opdat ieder die gelooft in hem

eeuwigheidsleven heeft.

3:16


Want zozeer heeft God de wereld lief

dat hij de zoon, de eniggeborene,
geeft,-
opdat ieder die in hem gelooft
niet verloren gaat
maar eeuwig leven heeft.

3:17


Want God heeft de zoon niet

tot de wereld gezonden
om de wereld te veroordelen,
nee, opdat de wereld door hem
wordt gered;

3:18


wie in hem gelooft

wordt niet veroordeeld;
wie niet gelooft
is reeds veroordeeld,
omdat hij niet geloofd heeft in
de naam van de eniggeboren
zoon van God!-

3:19


maar dit is het oordeel:

dat het licht in de wereld is gekomen
en de mensen
de duisternis meer hebben liefgehad
dan het licht,-
want hun werken zijn boos geweest;

3:20


want al wie slecht handelt

haat het licht en
komt niet tot het licht,-
opdat zijn werken
niet aan de kaak worden gesteld;

3:21


maar wie doet wat waarachtig is

komt tot het licht,-
opdat van zijn werken
geopenbaard wordt
dat zij in eenheid met God
zijn bewerkt!

Johannes 3, 1-21 De stem van de wind

Er is bijna geen vertaling die in Johannes 3,8 het woord “stem” bezigt. Vrijwel allen hebben zij “geluid” of, als zij Engels zijn: “sound”. In Duitsland is sprake van “Brausen” en “Sausen”. Maar het Münchener Neues Testament heeft “Stimme”. En N.A. Chouraqui (1917-2007) heeft “voix”. Oussoren behoort met zijn vertaling tot een kleine, dappere minderheid.

Het Grieks heeft foonè. Woordenboeken noemen als vertaalmogelijkheden zowel “geluid” als “stem”. In die volgorde “natuurlijk”. Je hebt allerlei geluiden: van wasmachines, vliegtuigen, keyboards, en natuurlijk ook, als subcategorie, van de stem. Dat is ook een vorm van geluid. Het klinkt zo vanzelfsprekend, dat het onnodig en onzinnig lijkt, erover na te denken.

Toch kun je vragen stellen bij die volgorde: geluid – stem. Frans Breukelman (1916-1993) heeft ons geleerd dat er meestal kosmisch over de mens gedacht wordt, tot in woordenboeken toe. Maar dat de Schrift menselijk over de kosmos denkt. In het eerste geval ga je uit van algemene categorieën zoals “geluidsgolven”, om de mens daarin ook onder te brengen (en te houden). In het tweede geval ga je uit van de mens, in dit geval: zijn stem, om vervolgens de dingen ook, humaniserend, hun stem te gunnen.

Overmachtig is in onze dagen de eerste vorm van denken: kosmisch denken over de mens. Onpersoonlijke processen en verschijnselen vinden overal plaats, en natuurlijk ook in ons lichaam. Overal zijn geluidsgolven. De stem is daar maar één subverschijnseltje van. Overal zijn chemische processen. Onder andere in de hersenen. Overal vindt voortplanting plaats. Onder andere bij mensen. Het mens-zijn wordt zo steevast begrepen vanuit niet-menselijke, algemene categorieën. Het bijzondere van het mens-zijn gaat er zo wel vanaf. Wonderlijke ironie: terwijl de mens oppermachtig is, ziet hij zichzelf als “niets bijzonders”.

Kosmisch over de mens denken, het gaat de verkeerde kant op. Een wat alledaagser voorbeeld hiervan is het computervormig over de menselijke geest denken. “Zijn harde schijf is een beetje in de war”, hoor je weleens zeggen. Dat is een computeromorfisme: er wordt computervormig over de mens gesproken. Waarom hoor je zo zelden het omgekeerde? Waarom niet de computer mensvormig benaderen? “Ik sla dat ding de hersenen in!” De computer lijkt immers op zijn schepper, de mens. Je kunt de computer beter verstaan vanuit de mens, dan de mens vanuit de computer.

Zoiets geldt ook voor de wind. Er is allereerst de mens en zijn stem. Op hem zijn alle dingen aangelegd. Op hem wacht heel de schepping: de Deus incarnatus met in zijn kielzog: de ware mens. En dan blijkt dat de schepping zelf ook menselijke trekjes heeft. De bomen, de zee, de wind: ze hebben hun stem. Ook zij hebben wat te zeggen. Laten we ernaar luisteren. “Mij spreekt de wind een tale.” Een tale van heilige Geestesadem die door de wereld vaart. “De dingen hebben hun geheim.” (Van den Beukel) Bijkomend voordeel: door menselijk over de kosmos te denken, zullen we de kosmos ook menselijker gaan benaderen. Dat is hard nodig!

Wouter van Voorst