9:30


Daarvandaan naar buiten komend

zijn zij verdergetrokken door Galilea,
en hij heeft niet gewild
dat iemand (daarvan) kennis zou hebben.

9:31


Want hij heeft zijn leerlingen onderricht

en heeft tot hen gezegd:
de mensenzoon wordt overgegeven
in handen van mensen,
en ze zullen hem doden,
en gedood
zal hij na drie dagen opstaan!

9:32


Maar zij hebben niet herkend

wat gezegd werd,
en zijn bevreesd geweest
hem er naar te vragen.

9:33


Ze komen Kafarnaoem binnen.

In het huis aangeland
heeft hij aan hen gevraagd:
en waarover ging onderweg uw gesprek?

9:34


Maar zij hebben

er het zwijgen toe gedaan;
want ze hadden er tegen elkaar
over gesproken, onderweg,
wie de grootste was.

9:35


Hij gaat zitten,

roept de twaalf (bij zich)
en zegt tot hen:
als iemand dat wil: eerste zijn,
zal hij van allen een laatste zijn,-
van allen een bediende!

9:36


Hij neemt een jongetje

en laat dat in hun midden staan;
hij omarmt het en zegt tot hen:

9:37


wie één van zulke jongetjes

ontvangt, (met een beroep) op mijn naam,
ontvangt mij,
en wie mij ontvangt
ontvangt níet mij,
nee: hem die mij heeft gezonden!

Marcus 9, 30-37

Bijbeltekst van de Week – Marcus 9, 30-37

 

Een jongetje ontvangen (?)

In Marcus 9,36-37 is in de Naardense Bijbel sprake van ‘een jongetje’, waar de bijbellezer ‘kind’ of ‘kindeke’ gewend is. Jezus richt daar de aandacht van de egocentrische leerlingen door in het centrum een jongetje te laten staan en het te omarmen. ‘Wie één van zulke jongetjes ontvangt, (met een beroep) op mijn naam, ontvangt mij’. Aldus laat hij zien wat het betekent om ‘van allen een bediende’ te zijn (vs. 35). Ontvangen is het viermaal gebruikte trefwoord.

Maar hoe terecht is de vertaling met ‘jongetje’? Het Grieks heeft paidion, wat een verkleinde vorm van pais is. Een Nederlandse vertaling draagt dus terecht het verkleinwoord –tje met zich mee. Paidion is onzijdig en kan zowel een jongen als een meisje aanduiden. In Marcus 9,36 wordt er onzijdig naar verwezen (auto – het; niet autos, hem), dus mijns inziens is de kans dat ’t inderdaad een jongetje is iets van vijftig procent.

Niettemin word ik door de vertaling met ‘jongetje’ aan het denken gezet. Het woord pais (waarvan het gebruikte paidion afgeleid is) betekent zowel ‘knecht’ als ‘kind’. In de Septuagint is het de vertaling van het Hebreeuwse èvèd – knecht. ’t Is een statuswoord, anders dan het woord teknon (kind), dat duidt op afkomst en afgeleid is van tiktoo, baren. Pais betekent zowel ‘kind’ als ‘knecht’; beide zijn onmondig en makkelijk over het hoofd te zien. Het Nederlandse woord ‘jongens’ heeft eenzelfde dubbelheid als pais. ‘De jongens’ kan slaan op werknemers zowel als op kinderen.

Jezus omarmt een jongetje: het is zo gek nog niet als je de bijklank van ‘knechtje’ erin hoort. Kinderen werden niet bezien als gelukzalige, schuldeloze, onbevangen wezens die de hele koek des levens nog voor zich hebben. Als ze al gezien werden, dan met een blik van: eerst maar eens zien dat je volwassen wordt. In onze maatschappij zijn kinderen natuurlijk veel beter af. Hoewel? Houden wij ze ook niet van het lijf door kinderdagverblijven, tablets, TV? Is het nog steeds niet zo: kinderen hinderen? En zijn ze niet nog steeds kind van de rekening bij veel van wat volwassenen doen: oorlog, echtscheiding, vliegen en draven, commercie?

Ooit ontving de hoogleraar Gisbertus Voetius (1589-1676) een buitenlandse delegatie. Maar ze moesten eerst een poosje wachten. Hij gaf catechisatie aan weeskinderen, en dat ging voor. Kijk, dat vind ik nu prachtig. Een schoonmaakster even interessant vinden als een directeur, een weeskind even interessant als een buitenlandse hoogleraar. In beide gevallen ben je aan het netwerken. Maar als je een paidion ontvangt, ben je tevens aan het netwerken met Jezus en God de Vader.

 

Wouter van Voorst