13:1 |
|
13:2 |
|
13:3 |
|
13:4 |
|
13:5 |
|
13:6 |
|
13:7 |
|
13:8 |
|
13:9 |
|
Matteüs 13, 1-9 Schare
Oussoren heeft het ouderwets aandoende ‘schare’ in zijn vertaling gehandhaafd (13:2). Dat is moedig, want ons steeds hoger opgeleide volkje heeft, behalve als het om seks gaat, een jaar na jaar krimpende woordenschat. Ik durf zelfs te stellen: de bodem van onze woordenschat komt in zicht. Zelf heb ik het meegemaakt op het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs: hoe het gros van mijn medescholieren het woord ‘schaar’ in een gedicht niet begreep. Maar niemand durfde de vraag te stellen waarom een schaar zou wenen. En ondertussen maar doen alsof je er verstand van hebt.
Oussoren handhaaft het woord ‘schare’ als vertaling van ochlos. Eigentijdse vertalingen hebben ‘mensenmassa’ (NBV), ‘een grote groep mensen’ (BGT), ‘menigte’ (GNB, HSV). Mijn woordenboek geeft als vertaalmogelijkheden van ochlos: ‘onrust, last, (molest, lawaai, drukte van) een grote volksmenigte; alg. grote menigte, praegn. grote hoop, gepeupel.’ Het werkwoord ochleoo betekent ‘lastig vallen, verontrusten’. Geen buitengewoon complimenteus woord dus. Onwillekeurig doet het me denken aan een spreeuwenzwerm: veel lawaai, veel vuil.
Is ‘mensenmassa’ daarom een goede vertaalmogelijkheid? Nee, het woord ‘massa’ wil er bij mij niet in. Dat komt door dr. O. Noordmans. Hij had een zwak voor de ‘schare’, de brede kring van mensen die ergens iets met de kerk hebben, zonder deze vaak van binnen te zien. De schare staat niet in een actieve verhouding tot de kerk en haar ambten. ‘Het heeft haar vaak een gevoel van tekortkoming bezorgd, soms tot wanhoop gestemd, maar ze heeft het bestaan der schare toch steeds positief gewaardeerd. De pastor was blij dat er achter de gezinnen waar hij kwam, anderen waren waar hij kon komen.’ (Kerk en schare, VW 5 pag. 246)
De ‘massa’ daarentegen heeft een ‘positieve lading’, in vergelijking tot de passieve schare die de Wet niet kent. Noordmans schrijft in het onheilspellende jaar 1933. De schare kán massa worden. ‘Het is mogelijk gebleken, door de gebeurtenissen in Duitsland, dat de schare de gemeente overweldigt’ (ibid, 247). Volgend jaar wordt de automatische koppeling tussen gemeentebestanden en de kerkelijke administratie verbroken. Talloze ooit gedoopte mensen zullen na verhuizing van de radar verdwijnen. Het is het definitieve einde van de volkskerk. Onheilspellend vind ik het wel. Wat zal de lege volksziel gaan vullen straks? De euro? De islam? De zelfmoordpil? En zal de tot massa verworden schare ruimte laten voor het Evangelie?
Toch heb ik het geloof in de schare niet verloren. Rondom Jezus zal altijd een spreeuwenzwerm zijn. Zelfs vindt de spreeuw een huis, o Heer. Ik geloof niet in secularisatie en immunisering. Dat mensen niets met God zeggen te hebben, is vaak stoerdoenerij. Het hoort bij het gekwetter en gekrakeel dat een spreeuwenzwerm nu eenmaal onvermijdelijk maakt. De schare heeft een apart plekje in Jezus’ hart, blijkt uit het Evangelie. Mooi dus, dat Oussoren de schare niet wegknipt.
Wouter van Voorst