14:13


Als Jezus het hoort

neemt hij de wijk daarvandaan,
in een boot
naar een plek waar de woestijn is
om in afzondering te zijn.
De scharen die daarvan horen
volgen hem vanuit de steden te voet.

14:14


Als hij uitstapt

ziet hij een talrijke schare,
en is om hen bewogen;
hun kwakkelaars geneest hij.

14:15


Maar als het avond wordt,

komen de leerlingen tot hem
en zeggen: deze plek is een woestijn,
en het etensuur is al voorbijgegaan;
laat de scharen dan los,
opdat ze weggaan naar de dorpen
en voor zichzelf levensmiddelen kopen!

14:16


Maar Jezus zegt tot hen:

ze hebben het niet nodig weg te gaan:
geeft gíj hun te eten!

14:17


Zij zeggen tot hem: we hebben hier

niets behalve vijf broden
en twee vissen!

14:18


Maar hij zegt: brengt die

hier naar mij toe!

14:19


Hij beveelt de scharen

te gaan aanliggen op het gras.
Hij neemt
de vijf broden en de twee vissen,
kijkt op naar de hemel en zegent (God).
Hij breekt de broden
en geeft ze aan de leerlingen,
en de leerlingen aan de scharen.

14:20


Allen eten en worden verzadigd.

Als ze wat er over is van de brokken
ophalen,
zijn dat twaalf volle korven.

14:21


Die hebben gegeten,

dat zijn zo’n vijfduizend mannen geweest,
afgezien van vrouwen en kinderen.

Matteüs 14, 13-21 – Kwakkelaars

Het is bijna de mooiste nieuwvorm in de Naardense Bijbel (naast uiteenwerper, troosttoeroeper en oordeeloompje): kwakkelaars. Dan wil ik gelijk weten: wat voor Grieks zit daarachter? Het Griekse arroostos (meervoud arroostous) is de samensteling van a (niet) en het werkwoord roonnumi: sterk zijn, krachtig zijn. De NBV vertaalt arroostous gewoon met ‘zieken’. De LXX gebruikt het als vertaling van chooleh, maar alleen in Maleachi 1, 8, waar het gaat over kreupele en zwakke dieren. Het werkwoord roonnumi komen we enkele keren tegen aan het einde van brieven waar de lezers ‘vaarwel!’ wordt gewenst (erroosthe).

Arroostos betekent nu juist dat het je niet ‘wel’ vaart. Het gaat niet lekker, het is niet goed met je. Niet per se door ziekte, het kan ook komen door verzwakking, ouderdom, verdriet of somberheid. Je kwakkelt, net als het weer of het ijs waarop je niet kunt schaatsen. Het funnctioneert niet. Een ‘kwakel’ is in het Nederlands een zo los getimmerde brug dat die onder je voeten schudt.

Jezus is bewogen om al dat kwakkelen, al dat niet functioneren. Net zoals in Marcus 6 waar hij zelf niet bij machte is iets krachtigs te doen, maar toch nog enkele kwakkelaars de handen oplegt en hen weer kracht geeft. Zelfs in zijn onmacht helpt Jezus kwakkelaars weer vooruit!

Theo van Willigenburg

vanwilligenburg@kantacademy.nl