13:24 |
|
13:25 |
|
13:26 |
|
13:27 |
|
13:28 |
|
13:29 |
|
13:30 |
|
Mattheüs 13, 24-30 Ratelgras
Wat zaait “de vijand” eigenlijk tussen het tarwe? Pieter Oussoren vertaalt hier “ratelgras”. De NBV vertaalt “onkruid” en dat suggereert een bepaalde reden waarom Jezus zegt dat het niet “bijeengelezen” moet worden omdat dan tegelijk de tarwe wordt uitgerukt: als je onkruid wiedt is het gevaar groot dat je ook de nog jonge tarweplantjes los trekt. Pas als de tarwe volgroeid is kan het onkruid veilig worden weggehaald.
Het Griekse tzitzanion betekent echter niet zozeer onkruid maar “valse tarwe”. Soms wordt het vertaald als “raaigras”, maar dat pakt de betekenis nog niet helemaal. Raaigras is zo sterk en put de grond zo uit dat het tarwe verdringt. De oudste raaigrassoort in de Lage Landen heet “dolik” en dat werd beschouwd als een gevaarlijk onkruid, getuige artikel 536 van het Belgische Wetboek van Strafrecht: “…wordt gestraft hij die kwaadwillig een bezaaide akker verwoest, zaad van dolik of van enig ander schadelijk kruid of gewas op een akker strooit, landbouwgereedschappen, omheiningen voor het vee of wachtershutten stukbreekt of onbruikbaar maakt.” Voorwaar was dat verwoestende zaaien van dolik een praktijk die zo vaak voorkwam dat ze met straf moest worden bedreigd!
Toch is ook “raaigras” of “dolik” minder goed dan Oussoren’s “ratelgras”. Waarom? Het Griekse tzitzanion lijkt een onomatopee: het klinkt als dik gras (met veel zaadkorrels) dat sist, slistert en kleppert als een kleine ratel. Het is niet zozeer voedselrijk maar eerder een gewas met “veel geschreeuw en weinig wol”. Het is volstrekt krachteloos en onnuttig. In het Engels wordt het wel “damel” genoemd, een woord dat ook in het Nederlands voorkwam (verwant aan het Groningse “doamel”). Het betekent zoiets als “futloos” en “krachteloos”. Dat het krachteloos is blijkt echter alleen maar bij de oogst. Daarvóór kun je gewoon niet onderscheiden wat goede en slechte gewassen zijn. Daar komt je pas achter als alles volgroeid is. Wat vruchtbaar en krachtig is (en wat niet) kunnen we niet nú bepalen. Dat is aan de mensenzoon “in de voleinding van deze wereldtijd.”
Theo van Willigenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl