Een gebruiksaanwijzing bij dit boek

 

Klaas Touwen

De bijbel is een boek dat nergens over gaat en dient ook als zodanig vertaald en gelezen te worden. Daarom hebt u deze bijbel in handen en niet een andere, verlucht met tijdbalken, landkaarten en tabellen van bijbelse maten en gewichten. Die helpen immers om het – uit verlegenheid – toch nog ergens over te hebben: over wat zich daar en toen wel niet afspeelde, een geromantiseerde werkelijkheid, ver heen. Zo’n bijbel met chronologisch overzicht en een topografie van gemeenplaatsen kan dienen als naslagwerk van het jaar nul. Hoe zat dat ook al weer? Je slaat de betreffende bladzijden op, en er staat waar je al vermoedde dat Abraham de mosterd haalt.

Maar deze bijbel gaat nergens over. Er gaat niet stiekem een bijbelse geschiedenis achter schuil. Of een set van waarden en normen, zodat ieder hoofdstuk toch nog ergens goed voor zou kunnen zijn: de moraal van het verhaal… Nee, na lezing heb je nog steeds niets in handen dan alleen dit boek. De bijbel is geen documentaire. Niet het beschrevene wil hier een eigen leven leiden (de heilige fantasie slaat op hol, je gaat je dingen inbeelden), maar het geschrevene moet en zal het doen. Wat? Dat de teksten zelf gaan spreken.

Bijbel lezen met het oog op het beschrevene brengt de lezer in de oppermachtige positie, althans de waan, dat je grip krijgt op een werkelijkheid die toch wel voor handen is. Daar heb je niet per se dit boek voor nodig. Het beschrevene is ook los van deze bladzijden verkrijgbaar. Sla er een encyclopedie of een reisgids op na. De lezer die zich het beschrevene wil eigen maken – een studieus typje – gaat ervan uit dat hij wat hier van kaft tot kaft geschreven staat ook al ergens anders van kent of in ieder geval zou kunnen kennen. Het beschrevene moet zich net zolang laten ringeloren en onderwerpen aan zijn kennis en inzichten tot de lezer het begrepen heeft. Daarmee is ondertussen het beschrevene een object geworden, een ding, een voorwerp waarmee maar gedaan wordt. En de lezer die ‘het’ kan plaatsen (nooit hier en nu, altijd ergens daar en toen, nog verder weg), heeft in zijn overmoed het meest wezenlijke verloren, namelijk de onmiddellijkheid van de tekst zelf.

Deze bijbel is niet allereerst op begrijpelijkheid maar op verstaanbaarheid vertaald. En het beste dat de lezer kan overkomen is dat hij na lezing zichzelf terugvindt mét de teksten hier en nu. Deze bijbel gaat nergens over, het is onthutsende, ontregelende lectuur. Hoezo horizonversmelting? Het eerste dat het geschrevene met je doet is je alles uit handen slaan: je dogma’s, ze deugen niet, de vroomheid wordt ontmaskerd, theïsme en atheïsme doen niet terzake, theologie is goed voor de duvel en z’n ouwe moer; die geloven dat er een God is (Jakobus 2,19), de lezer kan met minder toe.

Maar niet zonder stemgeluid. Stil lezen is cerebrale overmoed. Alsof in je hersenen de letters zich zinvol aaneensluiten als de kortste weg om tot verstaan te komen. Ook dat is te begripsmatig gedacht. Verstaan gaat met de oren. Deze meer verstaanbare dan begrijpelijke bijbel wil dus opgelezen worden, hardop, hoorbaar. Niet in een hoekske met een boekske. Lezen is een lichamelijk werk, dat gaat met ademhaling, speeksel, klank, ritme en met een fijne motoriek van ik weet niet hoeveel spiertjes in wangen, lippen, tong en kaak. Díe heugen zich de woorden. Veel snelheid wordt hier niet bereikt. Zingen, brevieren, reciteren is slow food. Kerkvaders uit overoude tijden noemden hun meditatieve leeswijze ruminare, dat is: herkauwen.

Deze dikke Naardense Bijbel, hoe kom je er doorheen? Wie bij het begin begint, komt een heel eind maar loopt zich gaandeweg Exodus of Leviticus vast. Niet dat die ondoordringbare, massieve hoofdstukken er niet toe doen, maar wat daar staat is bijbellezen voor gevorderden, het zijn de instructies aan Mozes en Aäron. Over hun schouders heen goed te lezen, maar niet nu meteen al. Wacht daar liever een jaar mee.

Synagoge en kerk hebben (vijfen)twintig eeuwen ervaring met de bijbel, ook met de lezing van onverteerbare hoofdstukken, hoewel de eerlijkheid gebiedt dat vooral de lieve christenheid gevoeglijk de halve bijbel links liet liggen. Mettertijd bewezen twee leesordeningen hun waarde: het perikopensysteem en de lectio continua. Elk met een eerbiedwaardige geschiedenis, maar onderling verdroegen ze elkaar niet. De een heeft de ander zelfs met kerkelijke tucht het zwijgen op willen leggen, tevergeefs uiteraard.

De lectio continua – dat is de doorgaande lezing – gaat uit van het principe ‘Deze zijde boven’ en ‘Niet schudden’. Volgens de lectio continua heeft ieder bijbelboek het volste recht zich uit te spreken van a tot z, van alfa tot omega, of hoe sinds Babel de letters maar geschud zijn. Dat is niet alleen een kwestie van goed fatsoen: je valt de profeet niet in de rede. Het getuigt ook van inzicht in de integriteit van een literair werk: een boek heeft een kop en een staart en alles wat daar tussen doorloopt maakt er organisch deel van uit. Wie hier voortijdig afkapt, fileert het beestje. Je houdt misschien wel de beste delen over, maar dood.

Beroemd is het voorbeeld van Calvijn die in 1555 bezig was met een serie doordeweekse preken over het boek Deuteronomium en daar met Kerst onverstoorbaar mee doorging: ‘We zijn gebleven bij Deuteronomium 21,10-14.’ Kerst viel dat jaar op woensdag, in Genève een gewone werkdag, want de Conseil général had zojuist alle feestdagen die niet op zondag vielen afgeschaft. Overigens werd op de zondag voor of na 25 december wel degelijk over het Kerstevangelie gepreekt.

Dat was gangbaar: door de weeks lectio continua, op zondag een perikoop (perikopto = rondom afhakken), een afgebakend evangeliegedeelte gekozen bij de tijd van het kerkelijk jaar. Niet als een vrije keuze, die perikopen stonden (en staan) vast, ze hebben oeroude papieren, de eeuwen door bewaard. Elke zondag heeft een eigen lezing. Bach schreef er zijn cantates bij. De Reformatie in Nederland vereenzelvigde de perikopen met ‘het pausdom’ en wilde er dus vanaf. De Dordtse Synode van 1574 heeft ze zelfs uitdrukkelijk verboden, maar kreeg het grondvlak niet mee, zodat ze in 1578 toch weer gedoogd werden: ‘Ende in den plaetsen, daer de Sondaeghsche Evangelien noch ghebruyckt worden, salmen sulckes dulden ter tyt toe datmen het selfde bequamelijk sal konnen af setten.’ Dankzij de goegemeente zijn ze nooit afgeschaft. Waarom men zo aan deze vaste perikopen was gehecht? Een voorbeeld. De derde zondag van de Veertigdagentijd geeft sinds mensenheugenis te lezen van een huis dat met bezems wordt gekeerd (Lucas 11,25). Wie dat ’s zondags heeft gehoord, weet ’s maandags: het is weer tijd voor de voorjaarsschoonmaak. Het perikopensysteem markeert je tijd van leven.

Twee leeswijzen dus: de doorgaande lezing van een heel bijbelboek en daarnaast de vaste perikopen al naar gelang de feestkalender. De ene leeswijze staat open voor het onbekende: wat wil dit boek? De andere leeft van de vreugde der herkenning: het is weer Kerst of Pasen! Beide zijn aan te bevelen.

Hoe komt een zinnig mens deze leeswijzen op het spoor? Waar zijn ze te vinden? Een keuze (verre van compleet):

Het Nederlands Bijbelgenootschap geeft jaarlijks een rooster uit, getiteld ‘Vandaag lezen wij…’, dat op ingenieuze wijze heen en weer springt tussen stug doorlezen (lectio continua) en de kerkelijk vastgestelde perikopen. Het is een afwisselend rooster dat dagelijks gedeelten van 10 à 15 verzen aangeeft. Het aardige ervan is dat deze lezingen gelijke tred houden met wat hemelsbreed en wereldwijd in kerken van allerlei signatuur aan de orde komt (www.bijbelgenootschap.nl).

Dergelijke leesroosters zijn ook te vinden achter in het Dienstboek van de Protestantse Kerk Nederland (P.K.N.), zowel zondagse roosters als doordeweekse lezingen. Die doordeweekse lezingen zijn heel goed te gebruiken voor wie dagelijks de bijbel opslaat. En wie dat te gortig is, zou ervoor kunnen kiezen op één vast moment in de week, bijvoorbeeld vrijdagavond (het is een kwestie van discipline!), bijbel te lezen en juist dan zijn die zondagse roosters handzaam. Niet alles lezen wat ze aangeven! Maak een selectie, maar wel een vaste selectie, bijvoorbeeld voor een tijd alleen de eerste lezing.

Een andere mogelijkheid is zich dagelijks te concentreren op één tekst en die inderdaad te ‘herkauwen’. Ook daartoe zijn roosters in omloop. Ik noem er twee. De teksten die door Hernhutters uit het hoofd worden geleerd, in Nederland doorgaans E.B.G. genoemd, Evangelische Broedergemeente (www.losung.de).

En de teksten die dagelijks in de geloofsgemeenschap van Taizé aan de orde komen (www.taize.fr). Ze zijn om geloofsredenen geselecteerd, maar zijn uiteraard niet los verkrijgbaar, dus lees ze in hun zinsverband: per tekst een hoofdstuk eromheen.

Of toch naar eigen inzicht en vinding beginnen bij Genesis en doorlezen tot Exodus 24 of liefst nog een eindje verder, wetsteksten die willen dat cultus en ethiek dwars door elkaar heenlopen. Dan bijvoorbeeld een evangelie en vervolgens een profeet, eerst een kleine, neem Jona. Voorts een serie psalmen. Die zijn in vijf bundels geordend. De eerste bundel bevat Psalm 1-41. Daarna een brief, meteen maar die roemruchte, de brief aan de Romeinen.

Zo heen en weer lezen doet meer recht aan de wereld die bijbel heet (van biblia, een meervoud) dan voort te schrijden van voor naar achter, want dat suggereert een begin en een einde. Maar volgens deze bijbel dúúrt dat begin nog: ‘Sinds het begin…’, zoals ook de laatste bladzijden niet misschien ooit eens, maar vandaag van kracht zijn. Een rabbijns inzicht luidt: ‘Er is in de Tora geen vroeger of later.’

Bovendien is de voortschrijdende lezer een vergissing. Niet de lezer beweegt zich voort door het boek (suggererend dat hij het een en ander al achter zich heeft gelaten). De bijbel trekt dwars door de lezer heen. Sara en Abraham, Jezus en Maria zijn tijdgenoten. Als je leest ben je nooit alleen.

Laat de lezer zich niets aanmatigen.

Ds. Klaas Touwen is evangelisch-luthers predikant te Arnhem; als liturgist en exegeet is hij verbonden aan het tijdschrift ‘De eerste dag’ en betrokken bij de leesroosters van het Nederlands Bijbelgenootschap.