Terug naar zoeken
2:1


Legt dan af

alle kwaadwilligheid en alle bedrog,
veinzerijen, afgunstigheden
en alle kwaadsprekerijen,

2:2


en weest als pasgeboren zuigelingen

begerig naar de onbedrieglijke melk
van het woord, opdat ge daardoor
zult groeien en worden gered,

2:3


nu ge ‘geproefd hebt

dat de Heer goed is’ (Ps. 34,9).

2:4


Komt tot hem, een levende steen,

door de mensen wel afgekeurd
maar bij God uitverkoren en kostbaar,

2:5


en laat uzelf als levende stenen,

als een huis van de Geest opbouwen
tot een heilige priesterschap
voor het opdragen van geestelijke offers
die welaangenaam zijn voor God,
door Jezus Christus.

2:6


Daarom staat er in een Schriftgedeelte:

‘zie, ik leg in Sion
een uitverkoren steen,
een kostbare hoeksteen,
en wie in geloof op hem vertrouwt
zal niet worden beschaamd’ (Jes. 28,16).

2:7


Voor u dan die gelooft

geldt de kostbaarheid;
maar voor ongelovigen geldt:
‘de steen die de bouwlieden
afkeurden, die is geworden tot
hoofd van een hoek’ (Ps. 118,22)

2:8


en tot ‘een steen des aanstoots

en een rots van struikeling’ (Jes. 8,14).
Zij stoten zich
omdat zij niet overtuigd zijn
door het woord,
en daartoe zijn zij ook bestemd.

2:9


Maar gij zijt

‘een uitverkoren generatie,
een koninklijke priesterschap,
een heilig volk, een gemeente
ten eigendom’ (Ex. 19,6), om de deugden
te verkondigen van hem
die u uit het duister heeft geroepen
tot zijn wonderbaar licht;

2:10


die eens ‘niet een gemeente’ waart

maar nu gemeente van God zijt,
die ‘niet-ontfermd’ waart
maar nu in ontferming opgenomen (Hos. 2,1).

2:11


Geliefden, u als ‘bijwoners

en vreemdelingen’ (Lev. 25,23)
roep ik op u te onthouden
van de vleselijke verlangens
die strijd voeren tegen de ziel;

2:12


houdt uw wandel onder de heidenen

goed, opdat zij, wanneer zij
over u kwaadspreken als over
kwaadstichters, op grond van
de goede werken die zij zien
God zullen verheerlijken
‘op de dag der bezoeking’ (Jes. 10,3).

2:13


Onderschikt u aan alle

menselijke ordening,
omwille van de Heer;
hetzij aan een koning als opperheer,

2:14


hetzij aan landvoogden

als mensen die door hem gestuurd worden
tot straf van kwaadstichters
en tot lof van wie goed doen;

2:15


omdat het zó de wil van God is,

dat ge door goed te doen
de onkennis van de onverstandige
mensen tot zwijgen brengt,-

2:16


als vrije mensen, en niet als

wie de vrijheid hebben als
dekmantel voor kwaadwilligheid,
nee, als dienaren van God.

2:17


Bewijst eer aan allen;

hebt de broeders-en-zusters lief;
‘vreest God, eert de koning’ (Spr. 24,21).

2:18


Gij huisslaven, onderschikt u

in alle vreze aan de meesters,
niet alleen aan de goede en
geschikte, maar ook aan de moeilijke.

2:19


Want dat is genade, als iemand

om het geweten tegenover God
ten onrechte smarten lijdt.

2:20


Want wat is er te roepen

als ge moet volharden omdat ge
zondigt en dan klappen krijgt?-
maar als ge moet volharden
terwijl ge goed doet en te lijden krijgt,
dát is genade bij God.

2:21


Want daartoe zijt ge geroepen,

omdat ook Christus heeft geleden,
voor u, en u een voorbeeld
heeft nagelaten, opdat gij
in zijn voetstappen zoudt volgen.

2:22


Hij heeft ‘geen zonde gedaan

en in zijn mond
is geen bedrog gevonden’ (Jes. 53,9);

2:23


uitgescholden schold hij niet terug,

lijdend dreigde hij niet
maar gaf het over aan hem
die rechtvaardig oordeelt.

2:24


‘Onze zonden heeft hij gedragen’ (Jes. 53,4),

in zijn lichaam,
op het hout,
opdat wij, ontrukt aan de zonden,
zullen leven voor de gerechtigheid;
‘door zijn striemen
zijt gij genezen’ (Jes. 53,5).

2:25


Want ge waart

dwalende als schapen’ (Jes.53,6),
maar ge hebt u nu gekeerd
naar de herder en opziener
van uw zielen.

Lees hoofdstuk 1 | Lees hoofdstuk 3