Terug naar zoeken
3:1


Toen we het daarom niet meer

uithielden, werd het ons welbehagen
om alléén in Athene achtergelaten te worden

3:2


en hebben wij Timoteüs gestuurd,

onze broeder en mede-arbeider
van God in de verkondiging
van de Gezalfde, om u
te versterken en te bemoedigen
in uw geloof,-

3:3


opdat niemand in deze verdrukkingen

aan het wankelen wordt gebracht;
want zelf weet ge dat wij
daarvoor klaarliggen.

3:4


Want toen we bij u waren,

hebben we u voorzegd
dat wij verdrukt gingen worden,
zoals ook geschied is en gij ook wéét.

3:5


Daarom heb ik ook,

toen ik het niet meer uithield,
hem gestuurd om uw geloof
te verkennen, of niet misschien
de beproever u beproefd had
en onze moeite
voor niets was geweest.

3:6


Maar zojuist is Timoteüs

bij u vandaan tot ons gekomen
en heeft ons uw geloof en liefde
verkondigd, en dat ge ons altijd
in goede gedachtenis hebt,
evenzeer ernaar verlangend ons te zien
als wíj ú;

3:7


en daarom zijn wij,

broeders-en-zusters,
in al onze nood en verdrukking
bemoedigd door uw geloof,

3:8


omdat wij opleven

nu gíj staande blijft in de Heer.

3:9


Want welke dankzegging kunnen wij

aan God teruggeven voor u
in alle vreugde waarmee wij
ons verheugen over u
tegenover onze God?-

3:10


nacht en dag alleruitvoerigst biddend

om uw aanschijn te mogen zien
en aan te vullen wat aan uw geloof
ontbreekt!

3:11


Maar moge God zelf, én onze Vader

én onze Heer Jezus,
onze weg naar u banen;

3:12


moge de Heer u vervullen en

overvloedig maken in de liefde
voor elkaar en voor allen,
zoals die van ons voor u,

3:13


om uw harten te versterken

tot zij onberispelijk zijn in heiligheid
tegenover onze God en Vader
bij de komst van onze Heer Jezus
met al zijn heiligen.

Lees hoofdstuk 2 | Lees hoofdstuk 4