Terug naar zoeken
10:1


Achab had zeventig zonen in Samaria;

Jehoe schrijft briefrollen,
   zendt die naar Samaria,

naar de oversten van Jizreël, naar de oudsten,
naar Achabs getrouwen, en zegt daarin:

10:2


nu dan,

zodra deze briefrol bij u is aangekomen,
en bij u zijn de zonen van uw heer,-
en bij u zijn het wagenpark en de paarden,
een versterkte stad en het wapentuig,-

10:3


zult ge uitzien

naar de beste en meest oprechte uit de zonen
   van uw heer

en hem zetten op de troon van zijn vader;
strijden zult ge voor het huis van uw heer!

10:4


Maar zij worden zeer, zéér bevreesd

en zeggen:
zie, twee koningen
hebben geen stand gehouden
   voor zijn aanschijn,-

hoe zullen wij dan standhouden?

10:5


Dan zendt wie over het huis gaat,
   met wie over de stad gaat,
   met de oudsten en de getrouwen
   bericht aan Jehoe, waarin gezegd wordt:
   uw dienaar zijn wij,

en al wat u tot ons zult zeggen
   zullen we doen;

wij zullen niemand koning maken;
wat goed is in uw ogen, doe het!

10:6


Hij schrijft aan hen een tweede briefrol

en zegt:
als ge voor mij zijt
en naar mijn stem wilt horen,
neemt dan de hoofden van uw mannen,
   de zonen van uw heer, mee

en komt morgen op hetzelfde tijdstip
   naar Jizreël,-

met de zeventig man koningszonen
bij de groten van de stad
   die hen grootbrengen!

10:7


En het geschiedt:

met dat de briefrol bij hen aankomt
nemen zij de koningszonen
en slachten hen af, zeventig man;
hun hoofden leggen ze in korven
en zenden ze naar hem toe, naar Jizreël.

10:8


De bode komt binnen,
   meldt het hem en zegt:

ze zijn aangekomen met de hoofden
   van de koningszonen!

Hij zegt:
legt die
in twee stapels in de ingang van de poort,
   tot morgenochtend!

10:9


Het geschiedt: in de ochtend trekt hij uit,
   blijft dan stilstaan

en zegt tot heel de manschap:
gij staat in uw recht,-
zie, ík heb samengezworen tegen mijn heer
   en hem omgebracht,

en wíe heeft deze allen neergeslagen?-

10:10


maar wéét dan

dat niets ter aarde valt
   van het spreken van de Ene

dat de Ene over het huis van Achab
   heeft gesproken:

de Ene heeft gedaan
wat hij heeft gesproken
door de hand van zijn dienaar Elia!

10:11


Jehoe slaat

allen die van Achabs huis in Jizreël
   zijn overgebleven neer,

en al zijn groten,
   zijn bekenden en zijn priesters,-

hij heeft zich niet één ontsnapte overgelaten.

10:12


Hij staat op, gaat op weg

en komt aan in Samaria;
onderweg, bij Bet Eked der Herders

10:13


heeft Jehoe

de broeders van Juda’s koning Achazjahoe
   aangetroffen,

en hij zegt: wie zijt gij?
Zij zeggen:
broers van Achazjahoe zijn wij
en wij dalen af voor de vredegroet
   van de zonen van de koning
   en de zonen van de gebiedster!

10:14


Hij zegt: grijpt hen levend!,

en zij slachten hen af
bij de bronput van Bet Eked,
tweeënveertig man,-
hij heeft niemand van hen overgelaten.
••

10:15


Als hij daarvandaan gaat

treft hij Jehonadav aan, de zoon van Rechav,
   hem tegemoet, die hem zegent;

hij zegt tot hem:
is tegen mij jouw hart zo oprecht
als mijn hart is met jouw hart?
Jehonadav zegt: als het dat is, als het dat is,-
   geef dan mij je hand erop!-

en hij geeft zijn hand erop
en laat hem bij zich op de wagen klimmen.

10:16


Hij zegt: ga met mij mee

en zie mijn ijver voor de Ene aan!
Zo laat hij hem meerijden, op zijn wagen.

10:17


Als hij in Samaria aankomt

slaat hij allen die er voor Achab
   in Samaria zijn overgebleven neer
   totdat hij hem verdelgd heeft,-

naar het woord van de Ene
die tot Elia heeft gesproken.

10:18


Dan verzamelt Jehoe allen van de manschap

en zegt tot hen:
Achab heeft de baäl een béétje gediend,-
Jehoe zal hem dienen in overvloed!-

10:19


nu dan, alle profeten van de baäl,

al zijn dienaren en al zijn priesters,
roept die tot mij,
   laat niemand worden gemist,

want dit wordt een groot offer
   van mij aan de baäl;

al wie wordt gemist zal het niet overleven!
Het is een Jakobslist geweest,
   wat Jehoe deed,-

om de baälsdienaars uit te roeien.

10:20


Jehoe zegt:
   wijdt een samenkomst aan de baäl!,
   en zij roepen die uit.

10:21


Jehoe zendt door heel Israël bericht

en dan komen ze, alle dienaars van de baäl,
er is geen man overgebleven die niet kwam;
ze komen naar het huis van de baäl,
en het huis van de baäl
   loopt vol, van mond tot mond.

10:22


Hij zegt

tot wie over de mantelkamer gaat:
breng kleding naar buiten
voor alle dienaars van de baäl!,
en hij brengt voor hen de kledij naar buiten.

10:23


Dan komt Jehoe met Jehonadav,
   zoon van Rechav,
   het huis van de baäl binnen,-

en zegt tot de dienaars van de baäl:
zoekt, en ziet toe dat er hier bij u
   geen dienaars van de Ene zijn,-

maar alleen de dienaars van de baäl!

10:24


Zij komen binnen

om slachtoffers
   en opgangsgaven klaar te maken,-

en Jehoe heeft zich
buiten tachtig man neergezet,
en hij zegt:
de man die iemand van de mannen
die ik u in handen heb doen komen
   laat ontsnappen,

diens ziel komt in plaats van zijn ziel!

10:26


Zij brengen de asjéra-paal van baäls huis
   naar buiten en verbranden haar;

10:25


En het geschiedt:

met dat hij de opgangsgave
   geheel heeft klaargemaakt

zegt Jehoe tot de renners en de drie-mannen:
   komt binnen, slaat hen neer,
   laat niemand hieruit komen!,

en zij slaan ze neer
met de bek van het zwaard;
de renners en de drie-mannen
werpen hen weg
en gaan dan weer naar het stadsdeel
   met het huis van de baäl.

10:27


Ze halen

de beeldzuil van de baäl omver,-
ze halen het huis van de baäl omver
en bestemmen het tot beerput,
   tot op deze dag.

10:28


Zo verdelgt Jehoe de baäl uit Israël.

10:29


Alleen de zonden

van Jerobeam, zoon van Nevat,
   waarmee hij Israël heeft laten zondigen,

daarvan is Jehoe niet afgeweken:
de gouden kalveren
van Bet El en in Dan.
••

10:30


Maar de Ene zegt tot Jehoe:

omdat je goed hebt gehandeld
   door te doen wat recht is in mijn ogen,

en overeenkomstig al wat in mijn hart was
hebt gedaan aan het huis van Achab,-
zullen zonen tot in het vierde geslacht
na jou zitten op Israëls troon!

10:31


Maar Jehoe

is niet waakzaam geweest
   om met heel zijn hart
   voort te gaan in het onderricht van de Ene,
   Israëls God;

hij is niet afgeweken
van de zonden van Jerobeam
waarmee die Israël heeft laten zondigen.

10:32


In die dagen

is de Ene begonnen
Israël te besnoeien:
Chazaël slaat op hen in
   in heel Israëls gebied,

10:33


vanaf de Jordaan waar de zon gloort,

heel de landstreek van de Gilead,
de Gadiet, de Rubeniet en de Manassiet,-
vanaf Aroëer aan de beek van Arnon
en de Gilead en de Basan.

10:34


Het overige van de uitspraken over Jehoe,
   al wat hij heeft gedaan
   en heel zijn heldhaftigheid,-

zijn die niet geschreven
op de boekrol
   van de besprekingen der dagen
   van de koningen van Israël?

10:35


Jehoe legt zich neer bij zijn vaderen,

en ze begraven hem in Samaria;
zijn zoon Jehoachaz
   wordt koning in zijn plaats.

10:36


De dagen

dat Jehoe koning over Israël is geweest
beslaan achtentwintig jaar, in Samaria.

Lees hoofdstuk 9 | Lees hoofdstuk 11