Ze gaat heen en zet zich, zij alleen, daartegenover, op een boogschot afstand,- want, heeft ze gezegd, ik kan niet aanzien hoe de jonggeborene sterft; ze zit daar tegenover, verheft haar stem en weent.
17
Maar dan hoort God de stem van de jongen en roept de engel van God tot Hagar vanuit de hemelen en zegt tot haar: wat is er met jou, Hagar?- vrees niet, want gehoord heeft God naar de stem van de jongen daar waar hij is;
18
sta op, til de jongen op en maak je hand sterk om hem; want tot een groot volk zal ik hem maken.
19
Dan opent God haar ogen: ze ziet een waterbron; ze gaat daarheen, vult de zak met water en geeft de jongen te drinken.
20
God is met de jongen en hij wordt groot; hij zet zich neer in de woestijn en wordt boogschutter.
21
Hij zet zich neer in de woestijn Paran; zijn moeder neemt voor hem een vrouw uit het land Egypte. •