Instellingen

15


Als de laatste druppels water
   uit de zak op zijn

zendt ze de jonggeborene heen
onder een van de struiken.

16


Ze gaat heen en zet zich, zij alleen,
   daartegenover,

op een boogschot afstand,-
want, heeft ze gezegd,
ik kan niet aanzien
   hoe de jonggeborene sterft;

ze zit daar tegenover,
verheft haar stem en weent.

17


Maar dan hoort God

de stem van de jongen
en roept de engel van God tot Hagar
   vanuit de hemelen

en zegt tot haar: wat is er met jou, Hagar?-
vrees niet,
want gehoord heeft God
   naar de stem van de jongen
   daar waar hij is;

18


sta op, til de jongen op

en maak je hand sterk om hem;
want tot een groot volk zal ik hem maken.

19


Dan opent God haar ogen:

ze ziet een waterbron;
ze gaat daarheen, vult de zak met water
en geeft de jongen te drinken.

20


God is met de jongen en hij wordt groot;

hij zet zich neer in de woestijn
en wordt boogschutter.

21


Hij zet zich neer in de woestijn Paran;

zijn moeder neemt voor hem een vrouw
   uit het land Egypte.