Kaïn bekent zijn vrouw, ze wordt zwanger en baart Henoch; hij wordt bouwheer van een stad en roept een naam uit voor de stad naar de naam van zijn zoon: Henoch!
Gebaard wordt aan Henoch: Irad,- stedeling, en Irad heeft Mechoejaël geboren doen worden; Mechiaël heeft Metoesjaël geboren doen worden en Metoesjaël heeft Lamech geboren doen worden.
19
Lamech neemt zich twee vrouwen; de naam van de ene is Ada, de naam van de tweede is Tsila.
20
Dan baart Ada Javal; díe is geworden de vader van wie neerzit met tent en kudde.
21
De naam van zijn broer is Joeval; die is geworden de vader van al wie een greep heeft op harp en panfluit.
22
En Tsila, ook zij heeft gebaard, en wel Toeval Kaïn, een smid,- elk die kerft in koper en ijzer; en de zuster van Toeval Kaïn is Naäma.