Ze breken op, heel de samenkomst van de zonen Israëls, uit de woestijn van Sien, om telkens opnieuw op te breken op last* Letterlijk: mond. van de Ene; ze legeren zich in Refidiem,- maar daar is géén water te drinken voor de gemeente!
Dan bekvecht de gemeente met Mozes, en zeggen ze: geven jullie ons water, dan kunnen we drinken! Mozes zegt tot hen: wat bekvechten jullie met míj?- wat beproeven jullie de Ene!
3
Maar de gemeente smácht daar naar water; dus mort de gemeente tegen Mozes,- en zegt: waarom eigenlijk heb je ons laten opklimmen uit Egypte!- om mij, m’n zonen en m’n vee te laten doodgaan van dorst?
4
Mozes schreeuwt het uit tot de Ene en zegt: wat moet ik doen aan deze gemeente!- nog even en ze hebben me gestenigd!
5
Dan zegt de Ene tot Mozes: steek over voor het aanschijn van de gemeente en neem enkele oudsten van Israël met je mee; ook je staf, waarmee je de Stroom hebt geslagen, neem die in je hand en gá!-
6
zie, ik zal voor jouw aanschijn staan, daar op de rots, bij Horeb; slaan zul je op de rots; wateren zullen er uitstromen en drinken zal de gemeente! Zo doet hij, Mozes, voor de ogen van Israëls oudsten.