1 | Dan zegt Bileam tot Balak: bouw mij hierop zeven altaren en stel voor mij hier op: zeven varren en zeven rammen!
| |
2 | Balak doet zoals Bileam heeft gesproken; Balak -en Bileam ook- laat een var en een ram opgaan op het altaar.
| |
3 | Dan zegt Bileam tot Balak: blijf geposteerd bij deze opgangsgave van u, dan ga ik weg: mísschien komt de Ene mij tegemoet, en een woord, wát hij mij ook doet zien, zal ik aan u melden! Dan gaat hij heen, moedernaakt.
| |
4 | God ontmoet Bileam; die zegt tot hem: de zeven altaren heb ik in orde gebracht en een var en een ram heb ik laten opgaan op het altaar!
| |
5 | Dan legt de Ene een woord in Bileams mond en zegt: keer terug tot Balak en zó zul je spreken!
| |
6 | Hij keert tot hem terug en daar staat hij, geposteerd bij zijn opgangsgave; hijzelf en alle vorsten van Moab.
| |
7 | Dan heft hij zijn spreuk aan en zegt: uit Aram leidde mij Balak, de koning van Moab, uit de bergen van het oosten: ‘ga mee, vervloek voor mij Jakob!, ga mee, beschreeuw Israël!’-
| |
8 | maar wát zal ik honen als God níet heeft gehoond; wat zal ik beschreeuwen als de Ene niet heeft geschreeuwd!-
| |
9 | want vanaf de top van rotsen zie ik hem en vanaf heuvels bespeur ik hem: hier is een gemeente die alléén woont en bij de volkeren zich niet rekent;
| |
10 | wie heeft geteld het stof van Jakob en het getal van Israëls dichte drom?- sterve mijn ziel de dood van rechtschapenen en worde mijn toekomst als die van hem!
| |
11 | Balak zegt tot Bileam: wat heb je me gedaan!- om mijn vijanden te hónen heb ik je meegenomen, en zie, je hebt met je zegening gezégend!
| |
12 | Hij antwoordt en zegt: moet ik niet wat de Ene mij in de mond legt,- moet ik niet waakzaam zijn om dát te spreken?
| |
13 | Dan zegt Balak tot hem: ga toch met mij naar een ander oord waarvandaan je hem kunt zien, weliswaar zie je slechts zijn rand, gehéél zie je hem niet; maar hoon hem voor mij daarvandaan!
| |
14 | Hij neemt hem mee naar Sedee Tsofiem,- spiedersveld naar de top van de Pisga; hij bouwt zeven altaren en laat per altaar een var en een ram opgaan.
| |
15 | Hij zegt tot Balak: blijf zó geposteerd staan bij uw opgangsgave; dan kan ík evenzo worden ontmoet!
| |
16 | Dan ontmoet de Ene Bileam en legt hem een woord in de mond; hij zegt: keer terug tot Balak, en zó zul je spreken!
| |
17 | Hij komt bij hem aan en daar staat hij, geposteerd bij zijn opgangsgave, met de vorsten van Moab naast zich; Balak zegt tot hem: wat heeft hij gesproken, de Ene?
| |
18 | Hij heft zijn spreuk aan en zegt: sta op, Balak, en hoor!- neig het oor tot mij, zoon van Tsipor!-
| |
19 | niet een man is God dat hij zou liegen, een mensenzoon die spijt krijgt: híj heeft iets gezegd en zou het niet doen?- gesproken en zal niet gestand doen?-
| |
20 | zie, te zégenen, dat heb ik op mij genomen; hij heeft gezegend en ik zal het niet keren;
| |
21 | niet wil hij onheil aanschouwen bij Jakob, niet kan hij bij Israël verdrietelijkheid aanzien; de Ene, zijn God, is mét hem, geschal van een koning is bij hem;
| |
22 | God is het die hen uitleidde uit Egypte,- hij is als de stootkracht van een buffel voor hem;
| |
23 | nee, géén slangenbezwering tegen Jakob, géén gelukspijl tegen Israël; gelijk op dit moment te zeggen valt over Jakob, over Israël, wat God heeft gewrocht:
| |
24 | zie, een gemeente staat op als een luipaard en verheft zich als een leeuw; hij gaat er niet liggen vóór hij roof eet en het bloed van doorboorden kan drinken!
| |
25 | Dan zegt Balak tot Bileam: wil je hem met je hoon niet honen dan zul je hem met je zegening ook niet meer zegenen!
| |
26 | Bileam antwoordt en zegt tot Balak: heb ik niet tot u gesproken en gezegd: alles wat de Ene zal spreken, dát zal ik doen!?
| |
27 | Dan zegt Balak tot Bileam: ga toch mee, dan neem ik je mee naar een ander oord; misschien zal dat het juiste zijn in de ogen van de goden; honen zul je hem voor mij daarvandaan!
| |
28 | Zo neemt Balak Bileam mee,- naar de top van de Peor, die uitkijkt over het aanschijn van de wildernis.
| |
29 | Bileam zegt tot Balak: bouw mij hierop zeven altaren; stel hier voor mij op zeven varren en zeven rammen.
| |
30 | Balak doet zoals Bileam gezegd heeft; hij doet een var en een ram opgaan per altaar.
| |