Instellingen

1


Dan zegt Bileam tot Balak:

bouw mij hierop zeven altaren
en stel voor mij hier op:
zeven varren en zeven rammen!

2


Balak doet

zoals Bileam heeft gesproken;
Balak -en Bileam ook- laat een var en een ram
   opgaan op het altaar.

3


Dan zegt Bileam tot Balak:

blijf geposteerd
bij deze opgangsgave van u,
dan ga ik weg:
mísschien
komt de Ene mij tegemoet,
en een woord, wát hij mij ook doet zien,
   zal ik aan u melden!

Dan gaat hij heen, moedernaakt.

4


God ontmoet Bileam;

die zegt tot hem:
de zeven altaren heb ik in orde gebracht
en een var en een ram
   heb ik laten opgaan op het altaar!

5


Dan legt de Ene een woord in Bileams mond

en zegt: keer terug tot Balak
   en zó zul je spreken!

6


Hij keert tot hem terug

en daar staat hij,
   geposteerd bij zijn opgangsgave;

hijzelf en alle vorsten van Moab.

7


Dan heft hij zijn spreuk aan en zegt:

uit Aram leidde mij Balak,
   de koning van Moab,
   uit de bergen van het oosten:

‘ga mee, vervloek voor mij Jakob!,
ga mee, beschreeuw Israël!’-

8


maar wát zal ik honen

als God níet heeft gehoond;
wat zal ik beschreeuwen
als de Ene niet heeft geschreeuwd!-

9


want vanaf de top van rotsen zie ik hem

en vanaf heuvels bespeur ik hem:
hier is een gemeente die alléén woont
en bij de volkeren zich niet rekent;

10


wie heeft geteld het stof van Jakob

en het getal van Israëls dichte drom?-
sterve mijn ziel de dood
   van rechtschapenen

en worde mijn toekomst als die van hem!

11


Balak zegt tot Bileam:

wat heb je me gedaan!-
om mijn vijanden te hónen
   heb ik je meegenomen,

en zie, je hebt met je zegening gezégend!

12


Hij antwoordt en zegt:

moet ik niet
wat de Ene mij in de mond legt,-
moet ik niet waakzaam zijn
   om dát te spreken?

13


Dan zegt Balak tot hem:

ga toch met mij naar een ander oord
   waarvandaan je hem kunt zien,

weliswaar zie je slechts zijn rand,
gehéél zie je hem niet;
maar hoon hem voor mij daarvandaan!

14


Hij neemt hem mee naar Sedee Tsofiem,-
   spiedersveld

naar de top van de Pisga;
hij bouwt zeven altaren
en laat per altaar een var
   en een ram opgaan.

15


Hij zegt tot Balak:

blijf zó geposteerd staan bij uw opgangsgave;
dan kan ík evenzo worden ontmoet!

16


Dan ontmoet de Ene Bileam

en legt hem een woord in de mond;
hij zegt: keer terug tot Balak,
   en zó zul je spreken!

17


Hij komt bij hem aan

en daar staat hij,
   geposteerd bij zijn opgangsgave,

met de vorsten van Moab naast zich;
Balak zegt tot hem:
wat heeft hij gesproken, de Ene?

18


Hij heft zijn spreuk aan en zegt:

sta op, Balak, en hoor!-
neig het oor tot mij, zoon van Tsipor!-

19


niet een man is God dat hij zou liegen,

een mensenzoon die spijt krijgt:
híj heeft iets gezegd en zou het niet doen?-
gesproken en zal niet gestand doen?-

20


zie, te zégenen, dat heb ik op mij genomen;

hij heeft gezegend en ik zal het niet keren;

21


niet wil hij onheil aanschouwen bij Jakob,

niet kan hij bij Israël verdrietelijkheid aanzien;
de Ene, zijn God, is mét hem,
geschal van een koning is bij hem;

22


God is het die hen uitleidde uit Egypte,-

hij is als de stootkracht
   van een buffel voor hem;

23


nee, géén slangenbezwering tegen Jakob,

géén gelukspijl tegen Israël;
gelijk op dit moment
te zeggen valt over Jakob, over Israël,
wat God heeft gewrocht:

24


zie, een gemeente staat op als een luipaard

en verheft zich als een leeuw;
hij gaat er niet liggen vóór hij roof eet
en het bloed van doorboorden kan drinken!

25


Dan zegt Balak tot Bileam:

wil je hem met je hoon niet honen
dan zul je hem met je zegening
   ook niet meer zegenen!

26


Bileam antwoordt

en zegt tot Balak:
heb ik niet
tot u gesproken en gezegd:
alles wat de Ene zal spreken,
   dát zal ik doen!?

27


Dan zegt Balak tot Bileam:

ga toch mee, dan neem ik je mee
naar een ander oord;
misschien zal dat het juiste zijn
   in de ogen van de goden;

honen zul je hem voor mij daarvandaan!

28


Zo neemt Balak Bileam mee,-

naar de top van de Peor,
die uitkijkt over het aanschijn
   van de wildernis.

29


Bileam zegt tot Balak:

bouw mij hierop zeven altaren;
stel hier voor mij op
zeven varren en zeven rammen.

30


Balak doet

zoals Bileam gezegd heeft;
hij doet een var en een ram opgaan
   per altaar.