Instellingen

10


De Ene brengt hen in verwarring,
   voor Israëls aanschijn,

en hij slaat hen met een grote slag,
   bij Gibeon;

hij achtervolgt hen
langs de weg die opklimt naar Bet Choron
en slaat op hen in
   tot bij Azéka en Makéda.

11


En het geschiedt,

terwijl zij vluchten
   voor Israëls verschijning,

-zij bevinden zich
daar waar het afdaalt bij Bet Choron-
   heeft de Ene vanuit de hemelen
   grote stenen over hen geworpen
   tot bij Azéka,
   zodat zij sterven;

meer
zijn er gestorven door de hagelstenen
dan de zonen Israëls
   er hebben omgebracht met het zwaard.

••

12


Dan spreekt Jozua tot de Ene

op de dag
dat de Ene de Amoriet prijsgeeft
aan de verschijning van de zonen Israëls,-
hij zegt voor de ogen van Israël:
zon, houd je stil bij Gibeon,
en maan, in het dal van Ajalon!

13


En de zon houdt zich stil
   en de maan is blijven staan

totdat een volk
   zich had gewroken op zijn vijanden;

is dat niet beschreven
   in de boekrol van de oprechte?

De zon blijft staan halverwege de hemel
en heeft zich niet gedrongen gevoeld
   om thuis te komen,
   bijna een volle dag lang.

14


Een dag als die is er niet geweest
   vóór zijn verschijning en na hem,-

waarop de Ene zó hoorde
   naar de stem van een man;

ja, de Ene
heeft voor Israël oorlog gevoerd!