Instellingen

1


Na deze dingen zag ik, en zie:

in de hemel was een deur geopend!
En de eerste stem,
die ik als een bazuin
tot mij had horen spreken, zei:
klim hierheen op,
en ik zal je tonen ‘wat na deze dingen
moet geschieden’ (Dan. 2,29)!

2


Meteen geraakte ik in geestvervoering.

En zie:
een troon stond in de hemel,
en op de troon iemand die zat.

3


En die daar zat,

was van aanzien als jaspis en sardius.
En een regenboog rondom de troon
van aanzien als smaragd.

4


En rondom de troon vierentwintig tronen,

en op de tronen
vierentwintig oudsten gezeten,
gekleed in witte gewaden
en met gouden kronen op hun hoofden.

5


En van de troon uit gaan bliksemstralen,

stemmen en donderslagen.
En zeven vuurfakkels brandend
voor het aanschijn van de troon,-
dat zijn de zeven geesten Gods.

6


En voor het aanschijn van de troon

iets als een zee van glas,
gelijkend op kristal.
En te midden van de troon
en rondom de troon,
vier levende wezens vol ogen voor en achter.

7


En het eerste levende wezen

is gelijk een leeuw,
en het tweede levende wezen
is gelijk een jonge stier,
en het derde levende wezen
heeft het aanschijn als van een mens,
en het vierde levende wezen
is gelijk een vliegende adelaar.

8


En de vier levende wezens:

ieder van hen had zes vleugels,
rondom en van binnen vol met ogen.
En zonder rust roepen zij dag en nacht:
heilig, heilig, heilig de Heer God,
de albeheerser
die was en die is en die komt!