2:1 | Op mijn wachttoren ga ik staan, ik posteer mij op een wal,- en ik spied om te zien wat hij in mij zal spreken en wat hij zal teruggeven op mijn aanklacht.
|
2:2 | De Ene antwoordt mij en zegt: schrijf op wat je aanschouwt en zet het duidelijk op de platen,- opdat wie daarin leest kan doorrennen.
|
2:3 | Want nog wacht het visioen op de overeengekomen tijd, maar het hijgt naar het einde en liegt daarin niet; als het uitblijft, verbeidt het, want het komt en zal komen, het blijft niet achterwege!
|
2:4 | Zie, als iemands ziel opgeblazen is, spoort die niet echt in hem,- maar een rechtvaardige zal léven door zijn geloof.
|
2:5 | Ja, al bedriegt de wijn een trotse kerel, hij bereikt niets,- die zijn ziel ruim maakt als de hel, hij is als de dood die niet wordt verzadigd en tot zich alle volkeren verzamelt en alle gemeenschappen bij zich vergaart.
|
2:6 | Zullen die allen niet een gelijkenisspreuk tegen hem aanheffen, een spotlied vol raadsels voor hem?- laat dan worden gezegd: wee hem die vermeerdert wat niet van hem is,- tot wanneer?, en die zich bezwaart met gepand goed!
|
2:7 | Zullen niet plotsklaps je geldschieters opstaan en ontwaken wie jou de bibbers bezorgen?- je zult tot plunderspul voor hen worden!
|
2:8 | Omdat jijzelf vele volkeren hebt beroofd zal al wat er van de gemeenschappen over is jou beroven,- vanwege de stromen mensenbloed en het geweld op aarde, de vesting en allen die in haar zetelen! •
|
2:9 | Wee hem die op kwalijke winst aast voor zijn huis,- om zijn nest in de hoogte te bouwen en zich zo te redden uit de greep van kwaad!
|
2:10 | Je beraamde schande voor je huis,- door vele gemeenschappen weg te kappen en zo je ziel te beladen met zonde.
|
2:11 | Ja, een bouwsteen uit de wand schreeuwt het uit en een balk uit het houtwerk antwoordt! •
|
2:12 | Wee hem die een stad bouwt op bloed,- een burcht fundeert op onrecht!
|
2:13 | Zie, is het niet van bij de Ene, de Omschaarde,- dat gemeenschappen zich afmatten voor het vuur en natiën voor lucht-en-leegte zich vermoeien?
|
2:14 | Want de aarde moet worden vervuld van kennis van glorie van de Ene,- zoals wateren de zee overdekken. ••
|
2:15 | Wee wie zijn naaste laat drinken, jouw gif erbij mengt en hem ook dronken voert,- om naar hun naaktheid te kijken!
|
2:16 | Verzadigen zul je je met geringschatting in plaats van glorieus gewicht; drink ook zelf en toon je naakte voorhuid!- naar jou toe zal worden gedraaid een beker uit de rechterhand van de Ene, vol geringschatting over jouw gewichtige glorie!
|
2:17 | Ja, het geweld tegen de Libanon zal jou overdekken, en je vernielzucht tegen dieren zal je opbreken,- vanwege de stromen mensenbloed en het geweld op aarde, de vesting en allen die in haar zetelen! ••
|
2:18 | Wat baat een snijbeeld, wanneer zijn formeerder het gesneden heeft?- een gietbeeld en een leugenleraar,- wanneer zijn formeerder zich daarbij veilig waant en zo stomme afgoden maakt? ••
|
2:19 | Wee hem die tot een stuk hout zegt ‘word wakker!’, ‘ontwaak!’ tot een stil stuk steen; moet dat onderricht geven?- zie, wel is het beslagen met goud en zilver, maar geestesadem zit er niet in;
|
2:20 | maar de Ene huist in zijn heilige tempel; zwijg voor zijn aanschijn heel de aarde! •
|
| Lees hoofdstuk 1 | Lees hoofdstuk 3 |