2:1 | Mijn kinderen, dit schrijf ik u opdat ge niet zondigt; en áls iemand zondigt, dan hebben we een voorspraak bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige;
|
2:2 | híj is een zoenoffer voor onze zonden, maar níet voor de onze alleen, nee, ook voor heel de wereld.
|
2:3 | En hieraan onderkennen we dat we hem kennen: als we zijn geboden houden.
|
2:4 | Wie zegt: ik kén hem en zijn geboden niet houdt, is een leugenaar en in hem woont de waarheid niet;
|
2:5 | maar wie zijn woord houdt, waarlijk, in hem is de liefde van God volmaakt geworden. Hieraan herkennen we dat we ‘in hem’ zijn:
|
2:6 | wie zegt ‘in hem’ te blijven hoort zelf te wandelen zoals híj gewandeld heeft.
|
2:7 | Geliefden, het is geen nieuw gebod dat ik u schrijf, nee het is een óud gebod dat ge al hebt van het begin af: het gebod van vanouds is het woord dat ge hebt gehoord!
|
2:8 | Toch schrijf ik u ook een nieuw gebod: wat waarheid is bij hem, dat zij het ook bij u!- omdat de duisternis voorbijgaat en het waarachtige licht reeds schijnt;
|
2:9 | wie zegt in het licht te wonen en zijn broeder-of-zuster haat, verkeert nog altijd in het duister;
|
2:10 | wie zijn broeder-of-zuster liefheeft woont blijvend in het licht en struikeling is er bij hem niet;
|
2:11 | wie zijn broeder-of-zuster haat is in het duister en wandelt in het duister, en hij weet niet waar hij heengaat, omdat de duisternis zijn ogen heeft verblind.
|
2:12 | Ik schrijf u, kinderen, omdat u de zonden zijn vergeven ter wille van zijn naam!
|
2:13 | Ik schrijf u, vaders, omdat ge hem hebt leren kennen die er van het begin af is; ik schrijf u, jongemannen, omdat ge de boze hebt overwonnen.
|
2:14 | Ik heb u geschreven, kinderen, omdat ge de Vader hebt leren kennen,- ik heb u geschreven, vaders, omdat ge hem hebt leren kennen die er van het begin af is; ik heb u geschreven, jongemannen, omdat ge sterk zijt en het woord Gods in u blijft en ge de boze hebt overwonnen:
|
2:15 | hebt niet de wereld lief noch wat in de wereld omgaat; als iemand de wereld liefheeft, woont de liefde voor de Vader niet in hem,
|
2:16 | omdat al wat in de wereld omgaat: het verlangen van vlees-en-bloed, alles waar de ogen naar verlangen en het pronken met bezit, niet uit de Vader voortkomt maar uit de wereld;
|
2:17 | de wereld gaat voorbij, en haar verlangen ook, maar wie doet wat Gód wil, blijft tot in de eeuwigheid.
|
2:18 | Kinderen, het is de laatste ure: ge hebt gehoord dat de anti-gezalfde komt, en zo zijn er nu ook vele anti-gezalfden opgekomen en daaraan onderkennen we dat het de laatste ure is;
|
2:19 | uit ons zijn ze voortgekomen maar ze waren niet ‘uit ons’: want als ze uit ons waren geweest dan waren ze wel met ons gebleven; maar het moest openbaar worden dat ze niet, die allen, ‘uit ons’ zijn.
|
2:20 | Maar gij hebt uw chrisma-olie van hem die heilig is en allen zijt ge wetend;
|
2:21 | ik heb u niet geschreven omdat ge de waarheid niet zoudt weten, nee, juist omdat ge haar weet en omdat al wat leugen is niet uit de waarheid voortkomt.
|
2:22 | Als er íemand de leugenaar is, dan wel wie loochent dat Jezus de Gezalfde is; dát is de anti-gezalfde, die de Vader loochent en de Zoon;
|
2:23 | ieder die de Zoon verloochent heeft ook de Vader niet; wie de Zoon belijdt heeft ook de Vader.
|
2:24 | U allen: wat ge gehoord hebt van het begin af, laat dat in u blijven; als in u blijft leven wat ge hebt gehoord van het begin af, dan blijft gij ook ‘in de Zoon’ en ‘in de Vader’.
|
2:25 | En dit is de verkondiging die hij ons heeft verkondigd: het eeuwige leven!
|
2:26 | Dit alles had ik u te schrijven over wie u misleiden;
|
2:27 | en voor uzelf: de chrisma-olie die ge van hem hebt ontvangen blijft bij u, en ge hebt niet van node dat iemand u onderricht,- nee, zoals zijn chrisma-olie u over alles onderricht, zo is het ook wáár en geen leugen: zoals hij u heeft onderricht, blijft dáárbij!
|
2:28 | Nu dan, kinderen, blijft bij hem!, opdat we, als hij zal verschijnen, vrijheid van spreken zullen hebben en niet beschaamd voor hem hoeven uitwijken bij zijn nadering;
|
2:29 | als ge weet dat hij een gerechte is, onderkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet uit hem geboren is.
|
| Lees hoofdstuk 1 | Lees hoofdstuk 3 |