3:1 | Maar ik, broeders en zusters, kon toen niet tot u spreken als door de Geest geleide mensen, maar als door het vlees geleide mensen, als nog kinderen in de eenheid met Christus.
|
3:2 | Melk gaf ik u toen te drinken, geen vast voedsel: dat kon u nog niet aan. Maar dat kunt ge nu nog steeds niet,
|
3:3 | want ge zijt nog vleselijke mensen. Want wanneer er onder u naijver is en twist, zoudt ge dan niet vleselijk zijn en al te menselijk zijn in uw wandel?
|
3:4 | Want wanneer iemand zegt: ‘ik ben van Paulus’, maar een ander: ‘ik van Apollos’, zijt ge dan niet als alle andere mensen?
|
3:5 | Wat betekent Apollos dan, wat stelt Paulus voor? Dienaren zijn ze door wie ge zijt gaan geloven,- en dat zoals de Heer aan elk gegeven heeft.
|
3:6 | Ik heb geplant, Apollos gaf te drinken, maar God liet groeien;
|
3:7 | zodat noch wie plant iets is noch wie te drinken geeft, maar God die laat groeien.
|
3:8 | Wie plant en wie te drinken geeft zijn een-en-hetzelfde, al zal elk het eigen loon mogen aannemen naar de eigen inspanning.
|
3:9 | Want wij zijn Gods mede-arbeiders; Gods landarbeid, Gods bouwwerk zijt gij.
|
3:10 | Naar de genade van God die mij gegeven was heb ik als een wijs bouwmeester een fundament gelegd, en een ander bouwt daarop voort; maar laat ieder opletten hoe hij daarop bouwt.
|
3:11 | Want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt, en dat is Jezus Christus.
|
3:12 | Of men nu op dit fundament voortbouwt met goud, zilver, kostbare gesteenten, hout, hooi of riet,-
|
3:13 | ieders werk zal aan het licht komen. Want de Dag zal het duidelijk maken, omdat hij zich in vuur openbaart, en wat ieders werk waard is zal het vuur beproeven.
|
3:14 | Als iemands werk dat hij heeft opgebouwd blijft, zal hij loon mogen aannemen;
|
3:15 | als iemands werk afbrandt, zal hij daarvoor boeten; zelf zal hij worden gered, maar zó: als door vuur heen.
|
3:16 | Weet ge niet dat ge een tempel van God zijt en dat de Geest van God in u woont?
|
3:17 | Als iemand Gods tempel te gronde richt, zal God hem te gronde richten; want Gods tempel is heilig, en dat zijt gij!
|
3:18 | Laat niemand zichzelf bedriegen; als iemand onder u wijs meent te zijn in deze wereldtijd, dan moet hij dwaas worden om wijs te worden.
|
3:19 | Want wijsheid van deze wereld, dat is dwaasheid bij God. Want er staat geschreven: ‘die de wijzen vangt in hun sluwheid,’
(Job 5,12-13)
|
3:20 | en elders: ‘de Heer kent de overleggingen van de wijzen; hij weet hoe vergeefs ze zijn’ (Ps. 94,11).
|
3:21 | Laat daarom niemand zich beroemen op mensen; want alles is het uwe,
|
3:22 | hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij bestaande dingen hetzij toekomende, alles is van u,
|
3:23 | en gij zijt van Christus en Christus is van God.
|
| Lees hoofdstuk 2 | Lees hoofdstuk 4 |