Terug naar zoeken
3:1


hij zegt:

zie, een man zendt zijn vrouw heen,
zij is bij hem weggegaan
   en van een andere man geworden,

zal hij dan nog naar haar terugkeren?,
wordt ze dan niet roekeloos onteerd,
   die vrouw?-

maar jij,
je hebt gehoereerd met vele vrienden,
en dan ‘keer terug naar mij’?-
   is de tijding van de Ene;

3:2


hef je ogen op naar de kale hellingen en zie:

wáár ben je niet beslapen?-
je bent voor hen langs de wegen gaan zitten
als een Arabier in de woestijn;
je hebt een heel land onteerd
met je hoererijen en met je kwaad;

3:3


nu blijven najaarsbuien uit

en een lenteregen is er niet geweest;
maar jij hebt het voorhoofd van een hoer
   gehouden,

hebt geweigerd je te schamen;

3:4


zul je niet van nu af

tot mij roepen ‘mijn Vader,
de liefste van mijn jeugd ben jij!-

3:5


zal hij voor eeuwig koppig vasthouden

of voor immer het bewaren?’-
zie, zo spreek je, maar je doet
   alles wat slecht is,
   en denkt dat te kunnen?

3:6


De Ene zegt tot mij

in de dagen van koning Josjiahoe:
heb je gezien
wat Israëls afkeer heeft gedaan?-
gegaan is zij over elke hoge berg
en onder elke groene boom
   en heeft daar de hoer gespeeld;

3:7


en ik zei,

nadat zij dit alles had gedaan:
   keer tot mij terug!,
   maar ze is niet teruggekeerd;

dat zag haar verraderlijke zuster Juda;

3:8


zij zag

dat, om alles waarmee Israëls afkeer
   was vreemdgegaan,

ik haar heenzond
en aan haar haar scheidingsbriefrol gaf;
maar haar verraderlijke zuster Juda
   bleef onbevreesd,

ging heen en hoereerde, zij óók!;

3:9


zo geschiedde het door de lichtheid
   van haar hoererij,

dat zij het land onteerde,-
en vreemdgaat met steen en hout;

3:10


en ook is in dit alles

zij niet naar mij teruggekeerd,
   haar verraderlijke zuster Juda,

niet met heel haar hart,-
maar met een grote leugen,-
   is de tijding van de Ene.

3:11


Dus zegt de Ene tot mij:

het afkerige Israël
   heeft haar ziel eerder gerechtvaardigd,-

dan het verraderlijke Juda!-

3:12


ga heen
   en roep deze woorden naar het noorden;

zeggen zul je:
   keer terug, afkerig Israël,
   is de tijding van de Ene,

ik zal mijn aanschijn niet laten vervallen
   om u;

want ik ben u welgezind,
   is de tijding van de Ene,

ik houd niet koppig vast, voor eeuwig!-

3:13


alleen: erken je ongerechtigheid,

want tegen de Ene, je God,
   heb je je misgaan,-

in het wilde weg
heb je je aan de vreemdelingen gegeven,
onder elke groene boom,
en naar mijn stem hebt ge niet gehoord,
   is de tijding van de Ene;

3:14


keert terug, afgekeerde kinderen!,
   is de tijding van de Ene,

want ík ben uw heer-en-meester;
meenemen zal ik u, één uit een stad
en twee uit een familie
en u doen komen in Sion;

3:15


geven zal ik u herders naar mijn hart,-

en weiden zullen die u
   met kennis en verstand;

3:16


geschieden zal het:
   wanneer ge talrijk wordt en vruchtbaar zijt
   in het land, in die dagen,
   is de tijding van de Ene,

dan zullen ze niet langer zeggen
‘de ark van het verbond met de Ene
en die zal niet meer in het hart opkomen;
ze zullen niet aan hem denken
   en hem niet willen bezoeken,

hij zal niet meer worden gemaakt:

3:17


in die tijd

zullen ze tot Jeruzalem-zelf roepen:
   troon van de Ene!,

en naar haar zullen te hoop lopen
   alle volkeren, naar de naam van de Ene,
   naar Jeruzalem;

zij zullen niet meer
het goeddunken van hun boos hart
achternagaan;
••

3:18


in die dagen

zullen zij van het huis Juda gaan
   naar het huis Israël;

samen zullen ze komen
   uit het land van het noorden

in het land
dat ik uw vaderen heb toegedeeld;

3:19


ík had eerder al gezegd:

hoe kan ik je tot eigen kinderen maken?,
en ik gaf je een begerenswaardig land,
een erfdeel dat het sieraad is
   van de sieraden der volkeren,

en ik zei:
‘mijn Vader’ zult ge tot mij roepen
en van mijn navolging
u nooit meer afkeren!-

3:20


echter, als een vrouw die ontrouw wordt
   aan haar vriend,-

zo zijn jullie mij ontrouw geworden,
   huis van Israël!,
   is de tijding van de Ene;

3:21


op kale hellingen is nu het geluid te horen

van geween en smeken om genade
   door de zonen en dochters van Israël,-

omdat zij hun weg verkeerd hebben gekozen,
de Ene, hun God, hebben vergeten;

3:22


keert terug, afkerige kinderen,

ik zal jullie afkeringen genezen!
Hier zijn wij, wij genaken tot u,
want gij zijt de Ene, onze God!-

3:23


echt, leugen zijn de hoogten
   en het gedruis op de bergen;

echt, in de Ene, onze God,
is voor Israël redding;

3:24


de schandgod

heeft de arbeid van onze vaderen verteerd,
   sinds onze jeugd:

hun wolvee en hun rundvee,
hun zonen en hun dochters;

3:25


nu liggen wij neer in onze schande

en overdekt ons onze schaamte,
omdat wij tegen de Ene, onze God,
   hebben gezondigd,

wij en onze vaderen,
sinds onze jeugd tot op deze dag:
wij hebben niet gehoord
naar de stem van de Ene, onze God!
••

Lees hoofdstuk 2 | Lees hoofdstuk 4