Terug naar zoeken
5:1


mijn zoon,

wees opmerkzaam op mijn wijsheid,-
leen aan mijn goed-verstaan
je oor;

5:2


waak over bezonkenheid,-

en kennis,
mogen je lippen die bewaren!-

5:3


want honingzeem druipt
   van de lippen van een vreemde vrouw,-

en gladder dan olie is haar gehemelte,

5:4


maar op het laatst is zij bitter als alsem,-

scherp
als een tweesnijdend zwaard;

5:5


haar voeten dalen neer naar de dood,-

ter helle
koersen haar schreden;

5:6


het pad ten leven zou zij anders inslaan,-

maar verdoold zijn haar voetsporen,
en zij weet het niet!-

5:7


nu dan, zonen, hoort naar mij,-

wilt nooit afwijken
   van de aanzeggingen van mijn mond;

5:8


houd je weg verre van haar,-

nader nooit
de ingang van haar huis;

5:9


anders geef je je glans weg aan anderen,-
   je jaren aan een meedogenloze;

5:10


anders verzadigen vreemden zich
   aan jouw kracht,-

aan jouw inspanningen
in het huis van een onbekende,

5:11


en moet je in je laatste uur grommen,-

als ten einde zijn je vlees
en wat daarin leeft,

5:12


en moet je zeggen:

hoe heb ik vermaning kunnen haten,-
en heeft mijn hart
bestraffing kunnen verachten?-

5:13


ik heb niet gehoord
   naar de stem van wie mij onderrichtten,-

en naar mijn leermeesters
mijn oor niet geneigd;

5:14


het scheelde weinig
   of ik was terechtgekomen in allerlei kwaad,-

te midden van vergadering en samenkomst!

5:15


Drink water uit je eigen put,-

beekjes
diep uit je eigen bron;

5:16


als je wellen zich de straat op verspreiden,-

over de pleinen
sloten vol water,

5:17


laat ze voor jou zijn, voor jou alleen,-

en niet voor vreemden naast jou;

5:18


moge je waterader gezegend zijn,-

verheug je
over de vrouw van je jeugd,

5:19


een hinde met liefhebbers,
   een gems vol gratie, wier tepels
   je zullen laven te allen tijde;

in haar liefde
kun je voortdurend ronddwalen;

5:20


waarom, mijn zoon, zou je ronddolen
   met een vreemde vrouw,-

de boezem van een uitheemse
omhelzen?-

5:21


want recht voor de ogen van de Ene liggen
   de wegen van een ieder,-

of hij al zijn sporen effen houdt;

5:22


zijn eigen ongerechtigheden

vangen de boosdoener,-
in de banden van zijn zonde raakt hij vast;

5:23


hij

vindt zonder vermaan de dood,-
in de overmaat van zijn dwaasheid
   verdwaalt hij!

Lees hoofdstuk 4 | Lees hoofdstuk 6