Terug naar zoeken
1:1


Na de dood van Achab

begaat Moab een misstap
tegen Israël.

1:2


Intussen valt Achazja door het traliewerk
   van zijn bovenzaal in Samaria
   en raakt gewond;

hij zendt boden uit
en zegt tot hen: gaat heen, vraagt
bij Baäl Zeboeb,- heer der vliegen,
   de god van Ekron,

of ik deze verwonding zal overleven!
••

1:3


Maar een bode van de Ene

heeft al tot Elia de Tisjbiet gesproken:
   sta op, klim op,

de boden van Samaria’s koning tegemoet!-
spreek tot hen:
is er soms geen God in Israël
dat ge heengaat
om een vraag te stellen
bij Baäl Zeboeb,- de god van Ekron?-

1:4


daarom, zó heeft gezegd de Ene:

het bed
waar je opgeklommen bent,
   daarvan zul je niet afdalen,

want sterven, ja sterven zul je!
Dan gaat Elia heen.

1:5


Als de boden bij hem terugkeren,-

zegt hij tot hen:
wat is dat nou?- jullie zijn teruggekeerd?

1:6


Zij zeggen tot hem:
   een man klom op, ons tegemoet,

en zei tot ons: gaat heen, keert terug
   naar de koning die jullie heeft gezonden,

en spreek tot hem:
zo heeft gezegd de Ene:
is er soms geen God in Israël
dat jij mensen uitzendt
om een vraag te stellen
bij Baäl Zeboeb,- de god van Ekron?-
daarom, van het bed
waar je opgeklommen bent,
   daarvan zul je niet afdalen,

want sterven, ja sterven zul je!

1:7


Hij spreekt tot hen:

wat is het voorkomen van de man
die opklom jullie tegemoet,-
en tot jullie
deze woorden sprak?

1:8


Zij zeggen tot hem:

die man is een harig heer,
een gordel van leer gegord om zijn lendenen!
Hij zegt:
Elia de Tisjbiet is dat!

1:9


Hij zendt een overste van vijftig naar hem uit
   met zijn vijftigtal;

die klimt naar hem op
-en zie, hij zit op de top van de berg-
en hij spreekt tot hem:
man Gods,
de koning heeft gesproken ‘daal af’!

1:10


Maar Eliahoe antwoordt

en spreekt tot de overste van vijftig:
als ík een man Gods ben
dan moge vuur afdalen uit de hemel
en jou en je vijftigtal verteren!
Dan daalt er vuur neer uit de hemel
en verteert hem en zijn vijftigtal.

1:11


Weer een keer zendt hij tot hem
   een andere overste van vijftig
   met zijn vijftigtal;

die klimt op en spreekt tot hem:
man Gods,
zó heeft de koning gezegd: daal haastig af!

1:12


Elia antwoordt, en spreekt tot hen:

als ík een man Gods ben,
dan moge vuur afdalen uit de hemel
en jou en je vijftigtal verteren!
Dan daalt vuur van God neer uit de hemel
en verteert hem en zijn vijftigtal.

1:13


Weer een keer

zendt hij een derde overste van vijftig uit
   met zijn vijftigtal;

hij klimt op,
   de overste van vijftig, komt aan
   en buigt zich op zijn knieën

tegenover Elia,
smeekt hem om genade en spreekt tot hem:
man Gods,
moge mijn ziel
en de ziel van je dienaars, deze vijftig,
   kostbaar wezen in je ogen!-

1:14


zie, vuur is uit de hemel neergedaald

en verteerde de twee
eerdere oversten van vijftig met hun vijftigtal;
moge nú
mijn ziel kostbaar wezen in je ogen!
••

1:15


Dan spreekt

de bode van de Ene tot Elia:
daal met hem af,
vrees niet voor zijn verschijning!
Hij staat op en daalt met hem af
   naar de koning.

1:16


Dan spreekt hij tot hem:

zo heeft gezegd de Ene:
omdat jij boden hebt uitgezonden
   om een vraag te stellen bij Baäl Zeboeb,
   de god van Ekron,

alsof er in Israël geen God is
naar wiens spreken je kunt vragen,-
daarom: het bed
waarop je geklommen bent,
daarvan daal je niet af,
   want sterven, ja sterven zul je!

1:17


En hij sterft, naar het woord van de Ene
   dat Elia heeft gesproken;

Jehoram wordt koning in zijn plaats,

in het tweede jaar
dat Jehoram de zoon van Jehosjafat
   koning over Juda is;

want hij heeft geen zoon gehad.

1:18


Het overige van de uitspraken
   over Achazjahoe,
   wat hij gedaan heeft,-

staan die niet geschreven
op de boekrol
   van de besprekingen der dagen
   van de koningen van Israël?

Lees hoofdstuk 2