7:1 | Dan zegt Elisja: hoort het woord van de Ene!- zó heeft gezegd de Ene: op deze tijd morgen gaat een schepel bloem voor een sikkel en twee schepels gerst voor een sikkel in de poort van Samaria!
|
7:2 | Dan antwoordt de drie-man op wiens arm de koning steunt de man Gods en zegt: zie, al maakt de Ene sluizen in de hemelen, zal dit woord dan geschieden? Maar hij zegt: zie, je zult het met je eigen ogen zien maar je zult daarvan niet eten! ••
|
7:3 | Er zijn vier mannen geweest, huidvraatlijders, in de ingang van de poort; zij zeggen, per man tot zijn makker: wat zitten wij hier neer totdat we dood zijn?-
|
7:4 | als we zeggen zullen ‘we komen de stad in’ met zo’n honger in de stad, zullen we dáár sterven, en als we hier blijven zitten zullen we ook sterven; gaan jullie mee!, laten we neervallen in het legerkamp van Aram; als ze ons in leven laten, leven we en als ze ons doden zijn we dood!
|
7:5 | In de schemering staan ze op om het legerkamp van Aram binnen te komen; ze komen aan bij de rand van Arams legerkamp, en zie, er is daar geen man.
|
7:6 | De Heer heeft Arams legerkamp doen horen het geluid van wagens en het geluid van paardenspul,- het geluid van een grote legermacht; en zij hebben gezegd, per man tot zijn broeder: zie, Israëls koning heeft de koningen der Chitieten en de koningen van Egypte tegen ons ingehuurd om over ons te komen!
|
7:7 | Zij zijn opgestaan en in de schemering gevlucht,- met achterlating van hun tenten, hun paarden en hun ezels, het legerkamp zoals het is,- en zijn gevlucht omwille van hun lijf-en-ziel.
|
7:8 | Als deze huidvraatlijders aankomen bij de rand van het legerkamp hoeven ze maar in één tent binnen te komen om te eten en te drinken en daarvandaan weg te dragen zilver, goud en gewaden; ze gaan heen en verbergen het; dan keren ze terug, komen weer één tent binnen, dragen daarvandaan alles weg, gaan heen en verbergen het.
|
7:9 | Maar dan zeggen ze, ieder tot zijn makker: zó moeten we het niet doen: deze dag, een dag van blijde boodschap is dat, en wij houden ons stil!- zullen we afwachten tot aan het ochtendlicht dan zal onze ongerechtigheid ons vinden; welnu, gaat heen, laten we binnenkomen en het in het huis van de koning melden!
|
7:10 | Zij komen aan, roepen de poortwachters van de stad toe, melden het hun en zeggen: wij zijn het legerkamp van Aram binnengekomen, en zie, er is daar geen man of mensenstem,- maar wel het paardenspul vastgebonden, de ezels vastgebonden en de tenten zoals ze zijn!
|
7:11 | De poortwachters roepen,- en melden het binnen, in het huis van de koning.
|
7:13 | Maar één van zijn dienaren antwoordt en zegt: laten ze dan toch een vijftal van de resterende paarden nemen die hier resteren: zie, zij worden als allen van de menigte van Israël die hier resteren of zie, zij worden als allen van Israëls menigte die al omgekomen zijn; laten we die uitzenden en het aanzien!
|
7:12 | De koning staat op, al is het nog nacht, en zegt tot zijn dienaren: laat ik u toch melden wat zij van Aram voor ons hebben klaargemaakt: zij wéten dat wij verhongeren,- en zijn uit het legerkamp weggetrokken om zich te verstoppen in het veld, zeggend: wanneer zij de stad uit trekken grijpen wij hen levend en komen dan de stad in!
|
7:14 | Dan nemen ze twee paarden met wagen; de koning zendt die achter Arams leger aan, zeggend: gaat heen en ziet!
|
7:15 | Zij gaan hen achterna tot aan de Jordaan, en zie, heel de weg daarheen ligt vol met gewaden en wapens die zij van Aram in hun verwarring hebben weggeworpen; dan keren de boden terug en melden dit aan de koning.
|
7:16 | De gemeenschap trekt naar buiten en ze plunderen het legerkamp van Aram; zo wordt een schepel bloem een sikkel en twee schepels gerst een sikkel, naar het woord van de Ene.
|
7:17 | De drie-man op wiens hand de koning steunde en die hij heeft aangesteld over de poort: ze vertrappen hem, de gemeenschap in de poort en hij sterft,- zoals de man Gods heeft gesproken wat hij heeft gesproken toen de koning naar hem afdaalde.
|
7:18 | Het geschiedt zoals de man Gods heeft gesproken tot de koning, toen hij zei: twee schepels gerst voor een sikkel en een schepel bloem voor een sikkel wordt het dezelfde tijd mórgen,- in de poort van Samaria!,
|
7:19 | en toen de drie-man de man Gods antwoordde: zie, al maakt de Ene sluizen in de hemel, zal dan naar dit woord geschieden?, en hij zei: zie, je zult het met je eigen ogen zien maar je zult daarvan niet eten!
|
7:20 | Zó geschiedt aan hem: de gemeenschap vertrapt hem in de poort en hij sterft. ••
|
| Lees hoofdstuk 6 | Lees hoofdstuk 8 |