3:1 | op mijn legerstee zocht ik in de nachten, de geliefde van mijn ziel; ik zocht hem en ik vond hem niet!-
|
3:2 | ‘laat ik toch opstaan en rondgaan door de stad: door de straten en de pleinen zoek ik de geliefde van mijn ziel!’- ik zocht hem en ik vond hem niet;
|
3:3 | mij vonden de wachters die rondgaan door de stad: ‘de geliefde van mijn ziel hebt ge die ook gezien?’-
|
3:4 | nauwelijks was ik aan hen voorbij toen ik hem vond, de geliefde van mijn ziel; ik greep hem vast en liet hem niet los tot ik met hem aankwam in mijn moeders huis, in de binnenkamer van haar die ooit zwanger was van mij!-
|
3:5 | dochters van Jeruzalem, ik wil je bezweren bij de scharen gazellen of bij de goddelijke hinden op het veld: wekt de liefde niet, wakkert haar niet aan voordat zij zelf wil!- ••
|
3:6 | wie is dat die daar opklimt vanuit de woestijn, in zuilen van rook, omwolkt van mirre en wierook, uit alle poeders van de kramer?-
|
3:7 | zie, het is het bed van Salomo, met zestig helden daaromheen,- uit Israëls helden,
|
3:8 | allen met het zwaard in de vuist geoefend ten oorlog,- ieder met zijn zwaard op zijn heup, tegen wat schrik aanjaagt in de nachten; ••
|
3:9 | een draagkoets liet hij zich maken, koning Salomo, uit de boomstammen van de Libanon;
|
3:10 | zijn zuilen heeft hij gemaakt van zilver, zijn rugleuning van goud, zijn rijzetel van purper,- de plek daarvan belegd met liefde door de dochters van Jeruzalem;
|
3:11 | trekt uit, dochters van Sion, en ziet koning Salomo aan,- met de kroon waarmee zijn moeder hem heeft gekroond op de dag van zijn bruiloft, op de dag van zijn hartstochtelijke vreugde! ••
|
| Lees hoofdstuk 2 | Lees hoofdstuk 4 |