Terug naar zoeken
2:1


Wee wie onrecht beramen

en op hun legersteden al
   het kwaad uitwerken,-

dat ze in het ochtendlicht doen,
want het ligt in de godsmacht van hun hand!

2:2


Begeren ze velden
   dan roven ze die,

huishoudens,
   dan dragen ze die mee;

ze verdrukken een kerel
   en zijn huishouden erbij,

iemand zelf en zijn erfdeel.

2:3


Daarom,

zó heeft gezegd de Ene:
zie, nu beraam ík
   tegen deze familie een kwaad,-

waaruit ge uw halzen niet
   terug zult kunnen trekken

en waaronder ge niet rechtop zult lopen,
zo’n kwade tijd is dat!

2:4


Te dien dage
   zal men over u een spreuk aanheffen

en een klagelijk klaaglied klagen,
   zeggen zal men:
   met geweld zijn wij overweldigd,

het deel van mijn gemeenschap
   heeft hij verkwanseld,-

hoe heeft hij het aan mij onttrokken,
aan een afkerige deelt hij onze velden toe!

2:5


Daarom, je zult niemand meer hebben

die bij een loting een snoer voor je uitwerpt,-
in de vergadering van de Ene!

2:6


‘Zevert niet, ze zeveren!-

ze moeten niet hierover zeveren,
voor zulk geschimp gaan we niet opzij!’

2:7


Mag dat worden gezegd, huis van Jakob?-

is de adem van de Ene zo kort,
of zijn dit zijn werken?-
zijn mijn woorden niet vol goedheid
voor wie oprecht is van wandel?

2:8


Maar van gisteren

is mijn gemeente,- hij staat op als vijand;
mantel, onderkleed
en pronkgewaad stropen ze af,-
van wie argeloos voorbijkomen,
afkerig van strijd.

2:9


De vrouwen van mijn manschap
   drijft ge weg

van haar troetelkinderen,-
aan haar kleintjes
ontneemt ge mijn luister, voor eeuwig.

2:10


Staat op en gaat heen,

want dit is de rustplaats niet;
vanwege uw onreinheid brengt zij verderf,
   een onherstelbaar verderf.

2:11


Als er iemand

wind naloopt en leugens voorliegt,
tot jou zevert over wijn en sterke drank,-
dan wordt hij de zeveraar van deze gemeente!

2:12


Maar ik blijf je verzamelen, Jakob,
   jou in je geheel,-

ik vergaar en vergader Israëls rest,
ik zal die bijeenbrengen
   als wolvee in een hok,-

als een kudde op zijn graaskamp;
het zal er gonzen van mensen!

2:13


Voor hun aanschijn uit zal de baanbreker
   opklimmen;

zij zullen doorbreken en voorttrekken
de poort door en daardoor uittrekken;
voor hun aanschijn uit
   trekt hun koning voort,

met bij hen aan het hoofd de Ene!

Lees hoofdstuk 1 | Lees hoofdstuk 3